Erfrecht: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→‎Nederland: verplaatst naar Erfrecht (Nederland) (dit artikel werd te groot)
Regel 2:
 
==Nederland==
Zie [[Erfrecht (Nederland)]]
Het Nederlandse erfrecht is geregeld in Boek 4 van het [[Burgerlijk Wetboek (Nederland)|Burgerlijk wetboek]]. De term die de wet daarbij hanteert is de ''erfopvolging''. Dit is één van gevallen waarbij men [[Goed (vermogensrecht)|goederen]] en [[Schuld (debet)|schulden]] verkrijgt onder [[algemene titel]] (art 80 [[Vermogensrecht#Vermogensrecht als rechtsgebied in Nederland|BW 3]]). De erfgenamen (ook erven genoemd) volgen de overledene, aangeduid als de ''erflater'', op in diens positie. Zowel zijn bezittingen als zijn schulden worden door het [[Nalatenschap#Aanvaarding|aanvaarden van de nalatenschap]] deel van het vermogen van de erfgenamen. Ook [[Legaat (erfenis)|legaten]] van de erflater creëren voor de erfgenamen schulden (die zijn achtergesteld op de gewone schulden van de nalatenschap en op de schulden ; een legaat komt, tenzij het aan een of meer bepaalde erfgenamen of legatarissen is opgelegd, ten laste van de gezamenlijke erfgenamen.
 
Een bankrekening kan op naam gesteld worden van "de erven van ...".
 
De wet onderscheidt twee manieren om erfgenaam (erfopvolger) te worden:
# bij versterf (door [[verwantschap]], als er geen testament is)
# krachtens [[testament (akte)|testament]]
 
Art. 1 bepaalt namelijk: van de erfopvolging bij versterf kan worden afgeweken bij een uiterste wilsbeschikking die een erfstelling of een onterving inhoudt.
 
Als er geen erfgenamen zijn of als deze allemaal verworpen hebben komt een nalatenschap met een positieve waarde toe aan de Staat.
 
Over een erfenis met een positieve waarde moet een erfgenaam (behalve als die is vrijgesteld, zoals een [[ANBI]]) [[erfbelasting]] betalen.
 
=== Titel 2 en 3. Erfopvolging bij versterf ===
Erfgenaam bij versterf wordt men door [[verwantschap]] met de overledene. Dit wordt geregeld in het ''versterferfrecht''. Dit is van toepassing als er geen testament is.<ref>https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/overlijden-en-erven/vraag-en-antwoord/wat-is-het-verschil-tussen-versterferfrecht-en-testamentair-erfrecht</ref>
 
De wet "roept tot een nalatenschap" als erfgenamen ''uit eigen hoofde'' achtereenvolgens:
# partner (in [[huwelijk]] of [[geregistreerd partnerschap]]) en kinderen (zie ook de [[Boedelverdeling_(Nederland)#Nalatenschap|niet-opeisbare vordering die de kinderen krijgen op de langstlevende ouder]])
# ouders, broers, zusters
# grootouders
# overgrootouders
 
Er zijn dus vier groepen. Uitsluitend de eerst van toepassing zijnde groep erft, elk persoon met een gelijk deel. Als iemand uit een groep zelf al is overleden, is onterfd, of verwerpt, maar nageslacht heeft, dan komen zijn kinderen gezamenlijk in zijn plaats; dit heet ''plaatsvervulling'' en geldt recursief: als een kind is overleden, is onterfd, of verwerpt, wordt zijn deel verdeeld over zijn kinderen, enz. Dit gaat door tot en met familie in de zesde [[Verwantschapsgraad|graad]]. Als er ondanks dit systeem van plaatsvervulling geen erfgenaam in de hele groep is, komt alsnog de volgende groep aan bod.
 
Voorbeelden:
* Moeder was al eerder overleden, dan overlijdt vader die niet hertrouwd was. Hij had vier kinderen, A, B, C en D van wie B is overleden. Deze had zelf drie kinderen, E, F en G. De erfgenamen van vader zijn dan A, C en D, alle drie voor 1/4 deel, én E, F en G, gezamenlijk voor 1/4 deel, dus ieder voor 1/12 deel. Stel nu dat A verwerpt en zijn kinderen en eventuele kleinkinderen enz. ook, De erfgenamen van vader zijn dan C en D, allebei voor een 1/3 deel, én E, F en G, gezamenlijk voor 1/3 deel, dus ieder voor 1/9 deel. Stel nu dat alle nog levende nakomelingen van de erflater verwerpen. Dan komt de groep "ouders, broers, zusters" aan bod, zoals hieronder.
* De overledene heeft nooit een partner of kinderen gehad. Zijn ouders zijn overleden, zijn broers en zusters zijn A en B. Deze erven ieder voor de helft. Stel nu dat A verwerpt en zijn kinderen en eventuele kleinkinderen enz. ook. De enig erfgenaam is dan B. Stel nu dat B ook verwerpt en zijn kinderen en eventuele kleinkinderen enz. ook. Dan komt de groep "grootouders" aan bod, zoals hieronder.
* De overledene heeft nooit een partner of kinderen gehad. Zijn ouders en grootouders zijn overleden, zijn broers en zusters zijn overleden en hebben nooit kinderen gehad. Hij had nog wel ooms en tantes, zowel van vaderskant als van moederskant. Dan erven zijn niet-aangetrouwde ooms en tantes, die van vaderskant samen de helft en die van moederskant samen de andere helft; volle neven en nichten vervullen de plaatsen van overleden ooms en tantes. Stel nu dat al deze ooms en tantes, en al deze volle neven en nichten en hun nakomelingen verwerpen. Dan komt de groep "overgrootouders" aan bod, zoals hieronder.
* De overledene heeft nooit een partner of kinderen gehad. Zijn ouders, grootouders en overgrootouders zijn overleden, zijn broers, zusters, ooms, tantes, volle neven en nichten zijn overleden en hebben nooit kinderen gehad. Elk van de acht overgrootouders erft voor 1/8 deel. Door plaatsvervulling erven hun nakomelingen. Aangenomen dat de kinderen van elk stel overgrootouders de ''beide'' overgrootouders als ouder heeft, zijn er vier familietakken, die elk erven voor 1/4 deel. De plaatsvervulling kan gaan tot en met de achterkleinkinderen van de overgrootouders. Hun nakomelingen kunnen niet erven bij versterf; bij een grote positieve nalatenschap kan dit jammer zijn, maar bij een kleine of negatieve nalatenschap bespaart het kosten, moeite en risico van een [[Nalatenschap#Aanvaarding|keuze ten aanzien van het aanvaarden]].
 
Artikel 13 bepaalt dat een kind van een gehuwde overledene zijn erfdeel niet direct krijgt, maar tegoed houdt van de echtgenoot (vaak zijn andere ouder) tot die ook is overleden.
 
====Wilsrechten====
Artikel 19 en verder behandelen wilsrechten (al wordt die term niet gebruikt).
 
Na overlijden kan de langstlevende echtgenoot hertrouwen. Langstlevende partner had na overlijden een schuld aan de kinderen. Bij hertrouwen, kan door eventuele gemeenschap van goederen die na hertrouwen ontstaat, de vordering van de kinderen naar de tweede partner gaan of via de stiefouder bij de stieffamilie terechtkomen.
 
De kinderen hebben bij hertrouwen van de langstlevende partner de mogelijkheid hun eigen positie te versterken. Zij kunnen een beroep doen op een zogenaamd wilsrecht.
 
Als de kinderen een wilsrecht inroepen, krijgen zij goederen in [[bloot eigendom]], met een waarde van de vordering die zij hebben op de langstlevende echtgenoot. De langstlevende echtgenoot krijgt dan het [[vruchtgebruik]] van deze goederen. Deze kan, of de stiefouder, niet meer aan deze goederen komen of verkopen (alleen de rente of andere vruchten die uit deze goederen komen zijn voor de vruchtgebruiker).
 
Met andere woorden, de kinderen kunnen hun erfdeel veilig stellen en hoeven niet bang te zijn dat hun aandeel erfdeel vooroverleden vader naar de erfgenamen gaat van de nieuwe partner van moeder.
Wanneer moeder komt te overlijden vervalt het vruchtgebruik en verkrijgen de kinderen de volle eigendom van de goederen waarover een wilsrecht was ingeroepen.
 
Wilsrechten kunnen worden ingeroepen vanaf het moment dat langstlevende partner aankondigt in het huwelijk te willen treden (aantekenen bij de gemeente).
 
Omdat dit verder een moeilijk onderwerp is kan dit het beste worden uitgelegd met voorbeelden.
 
A is overleden en erfgenamen zijn partner B en kinderen C en D. De nalatenschap van A was totaal € 60.000. B heeft dus een schuld aan de kinderen van ieder € 20.000. Echtgenote B is nu voornemens te gaan hertrouwen met X, X heeft een kind Z. Het gevaar bestaat nu dat de vordering van de kinderen C en D op hun moeder B naar de erfgenamen van X of X zelf gaat. Dit kunnen de kinderen C en D nu voorkomen, door een beroep te doen op hun wilsrechten. Kinderen C en D kunnen een beroep op hun wilsrechten doen vanaf het moment aankondiging ondertrouw of huwelijk moeder B.
 
De kinderen hebben een vordering op B van ieder € 20.000. Deze vordering kan nu bij beroep op de wilsrechten wel zeker gesteld worden. De kinderen kunnen middels hun wilsrechten een vruchtgebruik stellen van bepaalde goederen uit de nalatenschap van vader. (goederen zijn alle zaken) De langstlevende partner krijgt dan het vruchtgebruik van die goederen en de kinderen de [[Bloot eigenaar|blote eigendom]] van die aangewezen bepaalde goederen (er is dan geen rentevergoeding meer). Bij overlijden langstlevende partner vervalt dit vruchtgebruik en wordt het bloot eigendom vol eigendom. (Het eigendom gaat dus naar kinderen C en D, niet naar X of erven van X)
 
Bij beroep op wilsrecht door C en D kan bijvoorbeeld C een beroep doen op wilsrecht van een kast ter waarde van € 20.000 en kind D een beroep doen op wilsrecht van een bankrekening ter waarde van € 20.000. De langstlevende partner B hoeft deze zaken nog niet af geven, zij is immers nog niet overleden.
 
Enkele jaren later overlijdt B. Zij heeft geen testament gemaakt. De erfgenamen van B zijn dus de kinderen C en D en haar echtgenoot X, ieder voor 1/3 deel. Z erft niet mee, dit is immers geen bloedverwant van B.
 
B en X waren in gemeenschap van goederen gehuwd. Bij overlijden huwelijk B was het gezamenlijke vermogen totaal € 160.000, waaronder het vruchtgebruik van € 40.000.
 
Omdat de kinderen bij hertrouwen van B een beroep hebben gedaan op hum wilsrechten, vervalt het vruchtgebruik aan de blote eigenaren. Het gemeenschappelijk vermogen is na aftrek blote eigendom/vruchtgebruik vermogen totaal € 120.000, de nalatenschap is de helft of € 60.000.
Hierin zijn de erfgenamen de kinderen C en D en partner X ieder voor 1/3 deel in gerechtigd, of ieder € 20.000
 
Op dit erfdeel is ook de wettelijke verdeling van toepassing. Alle vermogensbestanddelen worden toegedeeld aan X en X heeft een schuld aan de kinderen C en D van € 20.000, opeisbaar bij zijn overlijden.
 
=== Titel 4 en 5: Erfopvolging krachtens uiterste wilsbeschikking ===
 
Het wettelijk stelsel kan doorbroken worden door het maken van een uiterste wil, beter bekend als [[testament (akte)|testament]]. In de praktijk wordt een testament opgemaakt door een notaris. Op grond van het [[Haags Testamentvormenverdrag]] kan een Nederlander echter ook geldig in het buitenland een onderhands (eigenhandig) geschreven testament maken, wanneer dit voldoet aan de vormvereisten van het land waar(in) dit testament wordt gemaakt. Een dergelijk testament kan thuis worden bewaard en hoeft niet bij een notaris in bewaring te worden gegeven.
 
Er is ''geen'' plaatsvervulling (zoals die er wel is bij erfopvolging bij versterf, zie boven), tenzij dit in het testament staat. Plaatsvervulling voor een familielid kan met de formulering "met inachtneming van plaatsvervulling, zoals geregeld in het Burgerlijk Wetboek voor erfopvolging bij versterf. In andere gevallen is een andere formulering nodig, gezien de bepaling bij erfopvolging bij versterf dat alleen familieleden van de erflater tot en met de zesde graad erven.
 
====Legitieme portie====
Door het maken van een testament wordt de wettelijke regeling terzijde geschoven. Ten aanzien van de eigen kinderen geldt daarbij echter een aanzienlijke beperking. Kinderen kunnen in een testament wel worden onterfd, maar zij hoeven zich daar niet bij neer te leggen. Zij kunnen namelijk aanspraak maken op hun zogenaamde [[legitieme portie]]. Dat is een deel van de nalatenschap waar kinderen, ook al zijn ze onterfd, volgens de wet altijd aanspraak op kunnen maken.
De wet geeft echter ook de mogelijkheid om de opeisbaarheid van de legitieme portie door de kinderen uit te stellen. Zo kan de testateur bepalen dat de kinderen hun legitieme portie pas kunnen opeisen als de partner van de testateur is overleden.
 
====Codicil====
De regels voor een [[codicil]] zijn opgenomen in artikel 97. Een codicil is een met de hand geschreven, gedagtekend en ondertekend papier, waarin bepaalde wensen kunnen worden opgenomen. Een getypte of gedrukte tekst is niet rechtsgeldig en kan niet als codicil worden aangemerkt.
 
In een codicil kan iemand bepaalde legaten opnemen, echter alleen legaten van kleding, lijfstoebehoren en bepaalde sieraden. Met 'bepaalde sieraden' worden bedoeld persoonlijke en/of sieraden die jaren tot de familie behoorden. Ook kunnen inboedelgoederen en boeken worden gelegateerd. Met andere woorden, alleen bepaalde kleine (persoonlijke) roerende zaken kunnen bij codicil vermaakt worden. Wil iemand grotere legaten of contanten legateren dan moet er een testament worden opgemaakt. Een testament kan alleen door tussenkomst van een notaris worden opgemaakt
(zie onderdeel testamenten).
 
Tevens kan in een codicil worden opgenomen dat de verkrijging door een of meerdere erfgenamen niet zal vallen in een gemeenschap van goederen. Dat wil zeggen:
* Indien een kind erfgenaam is, en in gemeenschap van goederen gehuwd is, valt de verkrijging uit de nalatenschap van zijn ouder in deze gemeenschap van goederen van dit kind. Bij een eventuele echtscheiding van het kind, deelt zijn echtgenoot kind mee in de nalatenschap.Immers het vermogen van man en vrouw, zijn kind en echtgenoot moet dan door twee worden gedeeld. Indien in een codicil is opgenomen dat de verkrijging door het kind uit de nalatenschap niet zal vallen in een gemeenschap van goederen, blijft deze verkrijging privé van het kind. Bij eventuele echtscheiding van kind, blijft deze erfenis buiten de verdeling bij de echtscheiding.
 
====Executeur====
Een [[executeur]] is iemand die de nalatenschap van een erflater behandelt en afwikkelt. Hij kan alleen benoemd worden bij testament. (Vóór 2003 werd de term ''executeur-testamentair'' gebruikt en was het ook mogelijk deze bij codicil te benoemen.<ref>De in artikel 97, lid c Burgerlijk wetboek opgenomen bepaling is hier niet van belang. Deze bepaling is opgenomen, omdat er een verwijzing naar het erfrecht staat in de Auteurswet en Wet op naburige rechten. Dit is alleen van belang indien een van deze wetten in een nalatenschap van toepassing is en dan kan het beste de hulp van een notaris en of specialist worden ingeroepen.</ref>)
 
=== Titel 6. Gevolgen van de erfopvolging ===
Artikel 182 bepaalt dat met het overlijden van de erflater zijn erfgenamen van rechtswege opvolgen in zijn voor overgang vatbare rechten en in zijn bezit en houderschap. Zij worden van rechtswege schuldenaar van de schulden van de erflater die niet met zijn dood tenietgaan. Het betreft rechtsopvolging onder [[algemene titel]], wat inhoudt dat erfgenamen de erflater opvolgen in de verkrijging van al zijn goederen, schulden en rechtsbetrekkingen, zonder dat voor de verkrijging van de afzonderlijke goederen, schulden en rechtsbetrekkingen levering, schuld- of contractovername vereist is. De erfgenamen volgen dus (ieder voor zijn eigen deel) in volle omvang de rechtspositie van de erflater op voor wat betreft de vermogensrechtelijke rechtsverhoudingen van de erflater met derden.<ref name=wbetos>http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2014/02/05/memorie-van-toelichting-wet-bescherming-erfgenamen-tegen-onverwachte-schulden.html</ref>
 
=== Wetsgeschiedenis ===
In het [[Burgerlijk_Wetboek_(Nederland)#Het Burgerlijk Wetboek (1838)|oude Burgerlijk Wetboek]] werd het erfrecht behandeld in art. 877 - 1176. Deze stonden eerst in Titel 11 t/m 17 van het Derde Boek. Vanaf 1 januari 1992 vormden ze met behoud van artikel- en titelnummers Boek 4<ref>Zie bijvoorbeeld http://wetten.overheid.nl/BWBR0002761/2002-01-01.</ref><ref>[http://www.wolterskluwer.nl/shop/attacment-download.ep?aName=Handboek-Erfrecht-9789013134001-hoofdstuk.pdf De geschiedenis van de totstandkoming van Boek 4 BW en algemeen overgangsrecht]</ref>.
 
De ''Wet van 18 april 2002, houdende vaststelling van de Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, vierde gedeelte (aanpassing van de wetgeving aan het nieuwe erfrecht en schenkingsrecht)'', ingevoerd per 1 januari 2003, bepaalde onder meer dat Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek werd vervangen door Boek 4 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek<ref> Het resultaat was http://wetten.overheid.nl/BWBR0002761/2003-01-01, de huidige tekst is http://wetten.overheid.nl/BWBR0002761.</ref>, zoals dat is vastgesteld bij de ''Wet van 11 september 1969 tot vaststelling van Boek 4 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek'', Stb. 392<ref>''Wet van 11 september 1969 tot vaststelling van Boek 4 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek'', nog zonder de huidige Titel 3:
*http://www.statengeneraaldigitaal.nl/document?id=sgd%3A19541955%3A0001912 - wetsvoorstel (1954)
*http://www.statengeneraaldigitaal.nl/document?id=sgd%3A19541955%3A0001913 - MvT (1954)</ref>, en nadien is gewijzigd bij onder meer de ''Wet van 3 juni 1999, houdende invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, eerste gedeelte (wijziging van Boek 4)''<ref>''Wet van 3 juni 1999, houdende invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, eerste gedeelte (wijziging van Boek 4)'', met de invoeging van Titel 2A (''Het vruchtgebruik ten behoeve van de echtgenoot en andere rechten bij versterf''), die nu met gewijzigde inhoud Titel 3 (''Het erfrecht bij versterf van de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot en van de kinderen alsmede andere wettelijke rechten'') heet:
*http://www.statengeneraaldigitaal.nl/document?id=sgd%3A19811982%3A0005347 - wetsvoorstel (1981)
*http://www.statengeneraaldigitaal.nl/document?id=sgd%3A19811982%3A0005348 - MvT (1981)
*https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24665-1.html - Notitie (1996) ''De positie van de langstlevende echtgenoot en van de kinderen in een nieuw versterf-erfrecht''
*https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-17141-21.html - 5e nota van wijziging (1997), met onder meer de bovengenoemde wijziging van het opschrift van Titel 2A (die nu Titel 3 heet)
*https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1999-300.html - wet (1999)</ref>, en de ''Wet van 18 april 2002 tot vaststelling van de Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, tweede gedeelte (nadere wijziging van Boek 4)''<ref>''Wet van 18 april 2002 tot vaststelling van de Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, tweede gedeelte (nadere wijziging van Boek 4)'':
*https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2002-228.html - oude nummering (2002)
*https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2002-427.html - nieuwe nummering (2002)</ref>
 
==België==