Deelstaten van Duitsland: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Edoderoobot (overleg | bijdragen)
k →‎Structuur: http://taaladvies.net/taal/advies/vraag/238/en_een_van_de/ met AWB
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 255:
Al in het [[Heilige Roomse Rijk]] hadden de vorstendommen veel macht, terwijl de macht van de keizer (oorspronkelijk: koning) uiteindelijk afhing van zijn macht als vorst. De keizerlijke titel was niet erfelijk, maar gedurende een lange periode, tot aan het eind van het rijk in 1806, was de keizer bijna altijd de erfgenaam van de Oostenrijkse dynastie [[Habsburg]]. Een andere belangrijke vorst was de koning van [[Pruisen]]. Zeven vorsten hadden als [[keurvorst]]en bijzondere rechten, vooral het recht om de keizer te kiezen.
 
In 1815 werd de [[Duitse Bond]] opgericht. De Duitse Bond verving het in 1806, door [[Napoleon Bonaparte|Napoleon]], opgeheven [[Heilige Roomse Rijk]]. Deze [[statenbond]] was bedoeld om een revolutie in Duitsland te voorkomen en aanvallen van buiten af te weren. De eigenlijke macht lag nog steeds bij de vorstendeelstaten. Wel moesten ze zich aan de besluiten van de Bond houden.
 
In 1867, na de [[Pruisisch-Oostenrijkse oorlog]], stichtte Pruisen een federale staat, de [[Noord-Duitse Bond]], die in 1871 tot het [[Duitse Keizerrijk]] werd uitgebreid. Oostenrijk werd uitgesloten van het keizerrijk, waarmee Pruisen, dat ruim twee derde van het overige Duitse grondgebied besloeg, de machtigste staat binnen het keizerrijk werd. De deelstaten, ''Staaten'' geheten, hadden via federale organen een beslissende invloed op de federale politiek. In de praktijk had echter bijna uitsluitend Pruisen iets te zeggen, de Pruisische koning was automatisch de Duitse keizer en benoemde de [[rijkskanselier]].