Identiteitstheorie (filosofie van de geest): verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting |
k Op het eerste zicht ----> Op het eerste gezicht |
||
Regel 6:
De identiteitstheorie of type-fysicalisme in de jaren 50 ontwikkeld door [[John Jamieson Carswell Smart|John Smart]]<ref name="Smart"> Smart, J.J.C., "Sensations and Brain Processes", In: ''Philosophical Review'', 1956.</ref> en [[Ullin Place]]<ref>Place, Ullin, "Is Consciousness a Brain Process?" In: ''British Journal of Psychology'', 1956.</ref> als een directe reactie op het falen van het [[filosofisch behaviorisme]]. Deze filosofen argumenteerden dat als mentale toestanden in feite een soort fysische substantie waren, maar geen gedrag, dat mentale toestanden dan waarschijnlijk identiek waren aan interne toestanden van de hersenen. In erg vereenvoudigde termen: Een mentale toestand ''M'' is niets anders dan een toestand van de hersenen ''B''. De mentale toestand "verlangen naar een kopje koffie" zou dan niet meer zijn dan "het aanwakkeren van bepaalde neuronen in bepaalde delen van de hersenen"<ref name="Smart" />.
Ondanks dat de identiteitstheorie op het eerste
Maar zelfs als dit het geval is, volgt daaruit niet dat alle vormen van de identiteitstheorie moeten afgewezen worden. Volgens theorieën van ''token identiteit'', impliceert het feit dat een zekere hersentoestand verbonden is met slechts één "mentale" toestand van een persoon niet noodzakelijk dat er een absolute correlatie bestaat tussen ''types'' van mentale toestanden en ''types'' van hersentoestanden. Het ''type-token onderscheid'' kan geïllustreerd worden aan de hand van een eenvoudig voorbeeld: Het woord "geel" bevat drie ''types'' van letters (g, e, l), waaronder 2 instantiaties of ''tokens'' van de letter ''e'' en één van de andere twee letters.
|