De Bezige Bij: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 76:
Het tijdschrift ''Voorpost'' zou na de oorlog worden voortgezet, maar er werd pas na veel moeite een papiervergunning voor verkregen. Een eerste verzoek werd afgewezen door het Militair Gezag, wat volgens literatuurhistoricus Piet Calis wellicht 'een manier was om de vroegere illegaliteit een toontje lager te laten zingen.'<ref>Calis (1999), 46</ref> Toen de vergunning er uiteindelijk kwam, was het enthousiasme voor het tijdschrift was echter al bekoeld. De directie wenste een breed publiek aan te spreken en zocht hiertoe de medewerking van Vestdijk, terwijl het initiatiefnemer Sjoerd Leiker juist om vernieuwing begonnen was. De uitgeverij zou ook nog een tweede literair tijdschrift uitgeven, ''Het Woord'', dat in de woorden van redactielid Koos Schuur 'de nieuwe Nederlandse letterkunde [zou] vertegenwoordigen en de ideeën van de huidige jonge generatie van dichters en schrijvers, die in den afgelopen oorlog mondig werden, onder de ogen van het publiek te brengen.'<ref>Geciteerd bij Calis (1999), 47</ref> Op de ledenvergadering van 16 juli bleek dat er bij De Bij meer enthousiasme voor het vernieuwende blad bestond en toen het mogelijk bleek de papiervergunning voor het eerste tijdschrift over te hevelen naar ''Het Woord'', werd van ''Voorpost'' afgezien. De oplage van het maandblad zou 1000 exemplaren bedragen en de omvang 32 bladzijden per nummer.<ref>Calis (1999), 51</ref> Het verscheen onder redactie van Koos Schuur en Ferdinand Langen, die een nieuwe benadering voorstonden en zich afzetten tegen de weer opkomende invloed van [[Forum (literair tijdschrift)|Forum]]. In het tweede jaar kreeg de nieuwe richting gestalte en werd de redactie uitgebreid met Jan G. Elburg, Bert Schierbeek en Hans Redeker.<ref>Calis (1999), 92</ref> Wegens het tegenvallende aantal abonnees, waardoor het tijdschrift een grote verliespost was, besloot De Bij de frequentie vanaf 1947 terug te brengen en zo werd het een kwartaalblad.<ref>Calis (1999), 101</ref> Het redactiestandpunt was dat kunst autonoom was en in plaats van sociaal of politiek engagement was er veel aandacht voor irrationele aspecten.<ref>Calis (1999), 108-109</ref> In 1948, de laatste jaargang, zijn gedichten van Gerrit Kouwenaar opgenomen en in het laatste nummer vignetten van [[Lucebert]].<ref>Roegholt (1972), 152 en 164</ref> Omdat ook de verschijning als kwartaalblad geen nieuwe abonnees opleverde, wat volgens Calis ook met de administratieve chaos te maken had, en het verlies alleen maar toenam, besloot de directie van De Bij met het blad te stoppen.<ref>Calis (1999), 146</ref> Calis ziet een duidelijke ontwikkelingslijn in de jaargangen, van een blad dat plaats voor het irrationele wilde bieden naar een steeds concreter omlijnde richting en groep auteurs, 'waarna het blad tenslotte uitkwam op de drempel van het experimentele gedicht.'<ref>Calis (1999), 157</ref>
 
[[Bestand:HM bezoekt tentoonstelling Bezige Bij Muiderslot.jpg|thumb|Koningin Juliana bij een overzichtstentoonstelling in 1952 over de Bezige Bij in het Muiderslot. Links letterkundige Victor van Vriesland, rechts directeuren W. Schouten en G. Lubberhuizen<ref>[http://nha.courant.nu/issue/HD/1952-11-26/edition/null/page/9 Haarlems Dagblad 26 november 1952]</ref>]]
Het jaar 1950 vormt een cesuur in de geschiedenis van de uitgeverij, waarbij twee factoren zich tegelijk voordoen. De eerste is dat de uitgeverij er na vijf jaar mee ophield om steeds aan de bezettingsjaren te herinneren. Tekenend hiervoor is dat geen prioriteit werd gegeven aan het manuscript van [[Leo Braat]] over ''Kunst in Verzet''. Tot 1954 werd erover overlegd, maar uiteindelijk kwam het niet tot een uitgave. De tweede factor is dat zich een nieuwe literaire stroming manifesteert van auteurs die door de Bij worden uitgegeven: [[De Vijftigers]].<ref>Renders (2004a), 56</ref> Dat er een nieuwe periode aanbrak, blijkt ook hieruit: met [[Bert Voeten]] en [[Jan Gerhard Toonder]] bleek er zelfs plaats voor auteurs die lid waren geweest van de Kultuurkamer.