Albert de Vleeschauwer: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting |
|||
Regel 1:
'''
De Vleeschauwer studeerde na drie jaar oorlogsdienst af aan de [[Katholieke Universiteit Leuven]] als doctor in de rechten en [[licentiaat]] [[Thomas van Aquino|Thomistische]] filosofie.
▲===Vroege carrière===
In 1922 schreef hij zich in bij de [[Balie (advocatuur)|balie]] van Leuven en ging wat later ook voor de studiedienst van de [[Belgische Boerenbond]] werken, waar hij in 1926 de leiding van nam. Docent benoemd in 1928 aan het Landbouwinstituut werd hij hoogleraar handelsrecht in 1936.
===Tweede Wereldoorlog===▼
Hij werd herhaaldelijk verkozen tot [[volksvertegenwoordiger]] in het [[arrondissement Leuven]] voor de [[Katholiek Verbond van België|Katholieke Partij]] en de [[Christen-Democratisch en Vlaams|CVP]] van [[1932]] tot [[1960]].
Bij zijn ontmoeting met [[Lord Halifax]] en [[Winston Churchill]] (5 en 8 juli) biedt hij de volledige samenwerking van Congo aan, weliswaar zonder militaire bijdrage. Dit wordt dankbaar aanvaard met de opmerking dat het beter ware dat de ganse Belgische regering naar Londen kon komen. De Vleeschauwer belooft dit te bewerkstelligen en vertrekt op 16 juli terug naar Lissabon. Door communicatieproblemen en Franse onwilligheid duurt het tot 2 augustus alvorens hij erin slaagt drie collega’s, Pierlot, Spaak en Gutt te ontmoeten aan de Frans-Spaanse grenspost van de [[Col du Perthus]]. Daar valt de beslissing [[Vichy (Allier)|Vichy]] te verlaten en naar Londen te trekken. [[Camille Gutt]] bezit de nodige [[visum|visa]] en vergezelt De Vleeschauwer terug naar Londen waar ze op 5 augustus aankomen. Pierlot en Spaak verlaten Vichy na een laatste kabinetsvergadering op 25 augustus, en komen in Londen aan op 22 oktober na een bewogen tocht door Spanje. Op 31 oktober houdt de vier-koppige regering-in-ballingschap haar eerste kabinetssessie en bekrachtigt alle beslissingen die De Vleeschauwer eerst op zijn eentje en later samen met Gutt getroffen had.▼
In 1938 werd hij [[minister van Koloniën]] in de regering Paul Henri Spaak (mei 1938 - februari 1939) en opnieuw in de regering Hubert Pierlot II vanaf april 1938. Hij behield deze functie tot in februari 1945. In het ministerie Pierlot in ballingschap in Londen cumuleerde hij de portefeuille Kolonies met die van Justitie (1940-1942) en Openbaar Onderwijs (1942-1944). Na de oorlog werd hij minister van Binnenlandse Zaken (1949-1950) en Landbouw (1958-1960).
De Vleeschauwers gewicht als [[minister van Koloniën]] was in Londen veel groter dan in Brussel waar hij maar een “junior minister” was. Immers de kolonie kon middelen en grondstoffen leveren voor de oorlogsvoering, zelfs troepen leveren voor de Britse campagne tegen de Italianen in [[Oost-Afrika]] en ook een bron van inkomsten vormen voor de regering in ballingschap. De Vleeschauwers beleid lokte kritiek uit omdat hij geen inmenging duldde in zijn departementale verantwoordelijkheden, vooral niet van politici die de uitkomst van de [[Slag van Stalingrad]] (1942-43) hadden afgewacht om naar Engeland te komen.▼
=== Na de oorlog ===▼
Na de Duits inval op 10 mei 1940 vluchtte de Belgische regering naar Frankrijk en streek de Koloniale Administratie meteen neer in [[Bordeaux (stad)|Bordeaux]]. In [[Limoges]], op 15 juni, besliste het Belgisch kabinet naar Engeland te gaan, maar 48 uren later vervoegde het de Franse regering op haar vlucht naar Bordeaux. De volgende dag, wanneer het einde van de strijd nakend bleek, verkoos eerste minister [[Hubert Pierlot]] de Franse regering, waarvan [[Petain]] sinds enkele dagen de leiding had, te blijven volgen. Drie ministers stemden tegen: [[Camille Gutt]], [[Marcel-Henri Jaspar]] en Albert De Vleeschauwer. Jaspar verbrak de collegialiteit en vertrok de dag zelf nog naar Engeland, zonder instemming van de overige regeringsleden. Hij werd ook meteen afgezet.
Na de bevrijding blijft De Vleeschauwer consequent in zijn trouw aan de Vorst en speelt als [[Christen-Democratisch en Vlaams|CVP]] fractieleider een vooraanstaande rol in de zogenaamde [[koningskwestie]] zijnde de pogingen om [[Leopold III van België|Leopold]] van zijn troon te houden. In 1949 wordt hij minister van [[Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken|Binnenlandse Zaken]] in het gouvernement [[Jean Duvieusart]] dat er niet in slaagt de koning terug te brengen in augustus 1950. In 1958 wordt hij minister van [[Landbouw]] in het gouvernement [[Eyskens]] II maar moet ontslag nemen omwille van een onduidelijke betrokkenheid bij een [[faillissement]] dat in 1956 in [[Leopoldstad]] uitgesproken werd en in België opgerakeld in [[1960]]. Hij wordt vrijgesproken van alle betichtingen in juni 1964 maar verdwijnt alsnog van het politiek toneel. Als dank voor aan het land bewezen diensten werd hij in 1956 verheven in de [[Belgische adel]] met de titel van [[Baron (titel)|baron]], titel verleend met overdracht bij eerstgeboorte.▼
De Vleeschauwer kreeg een onbeperkt mandaat om als administrateur-generaal de belangen van [[Belgisch Congo]] te verdedigen. Hij vertrok naar [[Lissabon]] waar hij op 22 juni aankwam in gezelschap van [[Fernand Vanlangenhove]]. Die had aan [[Paul-Henri Spaak]] gevraagd zijn functie van secretaris-generaal van Buitenlandse Zaken niet te moeten opnemen in bezet gebied. De volgende dag stuurden zij een [[telegram (telegrafie)|telegram]] naar alle Belgische diplomatieke vertegenwoordigers en naar de gouverneur-generaal van [[Belgisch-Congo|Congo]] om aan te kondigen dat een gemachtigd lid van de regering buiten Duits bereik was en de oorlog werd voortgezet.
* Bert Govaerts, ''Ik alleen! Een biografie van Albert De Vleeschauwer (1897-1971)'', Uitgeverij Houtekiet, 2012.▼
* ''[[Etat présent de la noblesse belge]]'' 2000, p. 383-385.▼
De gouverneur-generaal reageerde op deze boodschap met zijn bekende radiorede waarin hij zich volledig aan de zijde van de regering Pierlot schaarde. Een andere bestemmeling, baron [[Emile de Cartier de Marchienne]], Belgisch ambassadeur in Londen verwittigde De Vleeschauwer dat Marcel Henri Jaspar, met de steun van [[Camille Huysmans]], een tegenregering poogde op te richten en dat zijn aanwezigheid in Londen gewenst was. Aldus vloog De Vleeschauwer op 4 juli naar Engeland.
▲Bij zijn ontmoeting met
[[Camille Gutt]] bezat de nodige [[visum|visa]] en vergezelde De Vleeschauwer terug naar Londen waar ze op 5 augustus aankwamen. Pierlot en Spaak verlieten Vichy, na een laatste kabinetsvergadering op 25 augustus, en kwamen in Londen aan op 22 oktober na een bewogen tocht door Spanje. Op 31 oktober hield de vierkoppige regering-in-ballingschap haar eerste kabinetsbijeenkomst en bekrachtigde alle beslissingen die De Vleeschauwer eerst op zijn eentje en later samen met Gutt had getroffen. Door de démarches van De Vleeschauwer kon derhalve de kern van het vooroorlogs kabinet o.l.v. Pierlot, België en zijn kolonies in het kamp van de geallieerden houden.
▲De Vleeschauwers gewicht als [[minister van Koloniën]] was in Londen veel groter dan in Brussel, waar hij maar een
▲Na de bevrijding
In 1958 werd hij minister van [[Landbouw]] in de regering [[Eyskens]] II maar moest op 18 november 1960 ontslag nemen omwille van een onduidelijke betrokkenheid bij een [[faillissement]] dat in 1956 in [[Leopoldstad]] uitgesproken was en in België opgerakeld werd in [[1960]]. Hij werd vrijgesproken van alle betrokkenheid in juni 1964 maar ondertussen werd hij van het politieke toneel verdwenen.
==Privé==
Hij was een zoon van Petrus De Vleeschauwer en van Victoria Roelandts. Hij trouwde in 1924 met Yvonne Van Gindertaelen (1901-1999). Ze kregen vijf kinderen, met afstammelingen tot heden. De oudste zoon, Pieter-Yvo de Vleeschauwer (1925-2007) was Belgisch ambassadeur.
Als dank voor aan het land bewezen diensten werd hij in 1956 verheven in de [[Belgische adel]] met de titel van [[Baron (titel)|baron]], overdraagbaar bij eerstgeboorte. In 1960 kreeg hij bij KB de vergunning om zijn naam te wijzigen en te verlengen tot 'de Vleeschauwer van Braekel'.
==Literatuur==
* Paul VAN MOLLE, ''Het Belgisch parlement, 1894-1972'', Antwerpen, 1972.
* Luc SCHEPENS, ''De Belgen in Groot-Brittannië, 1940-1944'', Brugge/Nijmegen, 1980.
* D. MARTIN, ''Archief Albert De Vleeschauwer'', CEGES, Brussel, 1981.
* Jan VELAERS & Herman VAN GOETHEM, ''Leopold III, de koning, het land, de oorlog'', Tielt, Lannoo, 1994.
▲* Oscar COOMANS DE BRACHÈNE, ''
▲* Bert
* Guido KWANTEN, ''Tussen Brussel, Londen en Leopoldstad. Archief Albert De Vleeshauwer'', KADOC, KUL, Leuven, 2008.
{{StartOpvolging}}
{{OpvolgingCombi|
|