Late oudheid: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 247:
Talrijke keizerlijke decreten bepaalden dat de zonen gebonden waren aan het beroep van hun vader. Tijdens het [[principaat]] was het nog vrijwel vanzelfsprekend geweest, om het beroep van de voorouders te erven. De, tijdens de late oudheid, gestegen sociale mobiliteit schijnt door deze maatregelen, die blijkbaar de klok moesten terugdraaien, echter niet wezenlijk te zijn verkleind. Zo was keizer [[Justinus I]] een eenvoudige boerenzoon, die er in slaagde om de top te bereiken.
 
Op het land gold voor de pachters van grootgrondbezitters, in de regel, de binding aan het te bewerken stuk land, de zogenaamde grondbinding (zie [[Coloni (Recht)|Colonicolonatus]]). Deze maatregel moest de bewerking van het land garanderen, en daarmee de staat stabiele inkomsten garanderen. Een algemene, rijksbrede, verarming van de kleine boeren, en hun feitelijke verdringing door de Coloni, kan niet worden vastgesteld. Op het land, met name in [[Gallië]], kwam het zelden tot opstanden van de zogenaamde [[Bagaudae]], waarvan de oorzaken nog omstreden zijn. Waarschijnlijk ging het hierbij om reacties op Germaanse plundertochten. In totaal kennen we voor de late oudheid, met inbegrip van opstanden en rellen in de steden, minder gevallen van sociale onrust dan in eerdere periodes van de Romeinse geschiedenis.
 
=== Keizerschap en bestuur ===