Industriële revolutie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Wijzigingen door 81.82.227.71 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door Atsje
Geen bewerkingssamenvatting
Label: Misbruikfilter: Leeghalen
Regel 3:
Onder '''industriële revolutie''' wordt de omschakeling van handmatig naar machinaal vervaardigde [[goederen]] verstaan.
 
De industriële revolutie begon rond 1750 in Engeland. Ze vervolgde begin [[19de eeuw]] in de rest van Europa. [[Ambacht (handwerk)|Ambachtelijke]] en kleinschalige werkplaatsen groeiden uit tot grote [[fabriek]]en en vormden samen een grootschalige [[industrie]]. Door die groei daalde de prijs van de producten enorm waardoor steeds meer mensen zich deze konden veroorloven. Deze ommekeer is onomkeerbaar gebleken, eerst in [[Europa (werelddeel)|Europa]] en later in de rest van deenor wereld: hij betekende een breuk met vroegere tijden en werd een gestage [[revolutie]]. Het betrof een relatief snelle uitvinding, ontwikkeling en toepassing van nieuwe [[techniek]]en.
 
=== Proto-industrieën ===
Regel 17:
[[Groot-Brittannië]] was het eerste land dat met de industriële revolutie te maken kreeg. De [[stoommachine]] stond aan het begin van deze ontwikkeling. Men was nu niet langer alleen afhankelijk van menskracht, paardenkracht, [[Watermolen (door water aangedreven molen)|watermolens]] en [[windmolen]]s. De stoommachine werd in het begin vooral gebruikt om de waterpompen van [[mijn (delfstoffen)|mijnen]] aan te drijven. Daardoor was het mogelijk deze mijnen een stuk verder onder het [[grondwater]]peil te exploiteren. Vanaf [[1765]] werd de stoommachine flink verbeterd door onder meer [[James Watt]]. Een grote verandering voltrok zich hierdoor in de [[textiel]]nijverheid. Door de bevolkingstoename en de koloniale expansie begon de vraag naar katoenen producten snel te stijgen. Omdat de spinners en de wevers de grote vraag niet konden bijhouden, was dringend behoefte aan een door een krachtbron aangedreven [[Mechanisch weefgetouw|weefgetouw]], in het Engels ''power loom'' genaamd.
 
Er werd een weefgetouw met halfautomatisch schietspoel uitgevonden, en er kwam een machine waarmee je meerdere draden tegelijk kon spinnen. Deze '[[Spinning Jenny]],' in [[1764]] bedacht door [[James Hargreaves]], werd in [[1779]] gevolgd door een sterk verbeterd weefgetouw; '[[Mule Jenny]]'. In het begin werden ze nog met waterkracht aangedreven, maar na [[1780]] was de stoommachine zover verbeterd dat deze ook in de fabrieken als aandrijving gebruikt kon worden. Er kon nu veel meer textiel worden geproduceerd. Dat was ook nodig, want in [[1750]] had Europa 163 miljoen inwoners en een eeuw later, in [[1850]], waren dit er 276 miljoen.<ref>http://www.un.org/esa/population/publications/sixbillion/sixbilpart1.pdf VN-rapport ''The World at Six Billion''an z.j.grondstoffen (waarschijnlijkvoor 1999)</ref>de Alindustrie dieen mensende moestenafvoer kledingvan de geproduceerde waren nog gemakkelijker, en hierdoor versnelde de industrialisatie hebbennog. DankzijIn de machines19e werdeeuw erwas in snellerGroot-Brittannië en goedkoperde geproduceerdrest van [[Europa (werelddeel)|Europa]] veel armoede en blevenwerkloosheid. Doordat er steeds meer fabrieken kwamen veranderde dat langzaam. In de loonkostenindustrie laagkwamen meer banen, maar ook de dienstverlening groeide. De textielindustriewelvaart issteeg, maar kwam lange tijd nauwelijks ten goede aan de "gewone mensen". Uitbuiting en kinderarbeid waren ook tijdens de industriële revolutie nog heel gewoon. Pas rond [[1900]] veranderde dat; kinderarbeid werd verboden, en men verdiende een vanwat hoger loon zodat men dingen kon kopen die voorheen te duur waren. [[Thee (drank)|Thee]] bijvoorbeeld, en serviesgoed of een ijzeren bed. Het zou echter nog tot na de aanjagersTweede vanWereldoorlog duren voordat de gemiddelde arbeider tot een zekere welvaart geraakte. Midden-Engeland, waar de industriële revolutie geweestbegon noemde men nog tot ver in de 20e eeuw "''Black Country''". Er werd daar erg veel smerige rook uitgestoten door de talrijke steenkool verbruikende stoommachines. Dit was het geval in [[Liverpool]], [[Leeds]], [[Blackburn (Lancashire)|Blackburn]], [[Manchester]] en andere industriesteden.
 
In de 18de eeuw werden de, soms al vanaf de Romeinse tijd, bestaande wegen verbreed en soms verhard en talloze nieuwe wegen aangelegd tussen de grote steden. Ook werden er waar dat mogelijk was kanalen gegraven tussen bevolkingscentra. Hierdoor werd het transport een stuk gemakkelijker en goedkoper.
De uitvinding van de [[stoomtrein]] in [[1824]] maakte de aanvoer van grondstoffen voor de industrie en de afvoer van de geproduceerde waren nog gemakkelijker, en hierdoor versnelde de industrialisatie nog. In de 19e eeuw was in Groot-Brittannië en de rest van [[Europa (werelddeel)|Europa]] veel armoede en werkloosheid. Doordat er steeds meer fabrieken kwamen veranderde dat langzaam. In de industrie kwamen meer banen, maar ook de dienstverlening groeide. De welvaart steeg, maar kwam lange tijd nauwelijks ten goede aan de "gewone mensen". Uitbuiting en kinderarbeid waren ook tijdens de industriële revolutie nog heel gewoon. Pas rond [[1900]] veranderde dat; kinderarbeid werd verboden, en men verdiende een wat hoger loon zodat men dingen kon kopen die voorheen te duur waren. [[Thee (drank)|Thee]] bijvoorbeeld, en serviesgoed of een ijzeren bed. Het zou echter nog tot na de Tweede Wereldoorlog duren voordat de gemiddelde arbeider tot een zekere welvaart geraakte. Midden-Engeland, waar de industriële revolutie begon noemde men nog tot ver in de 20e eeuw "''Black Country''". Er werd daar erg veel smerige rook uitgestoten door de talrijke steenkool verbruikende stoommachines. Dit was het geval in [[Liverpool]], [[Leeds]], [[Blackburn (Lancashire)|Blackburn]], [[Manchester]] en andere industriesteden.
 
=== Weerstand tegen de vroege industrialisatie ===
Regel 55 ⟶ 52:
* ''Charleroi'' : ijzer, steenkool, glas
 
=== Amerika, Japan en de rest van Europa ===
Op het vasteland volgden wat later [[Frankrijk]] en [[Pruisen]]. In Amerika volgden ook al snel de noordoostelijke staten van de [[Verenigde Staten]]. Na [[1870]] industrialiseerde [[Japan]] als eerste niet-[[Westerse wereld|Westers]] land. Pas omstreeks [[1880]] volgde de rest van Europa.
 
=== Nederland ===
In [[Nederland]] kwam de [[Industriële Revolutie in Nederland|industrialisatie]] pas laat op gang. Een uitzondering was [[Maastricht]], waar de ondernemer [[Petrus Regout]] rond 1835 begon met glas-, kristal- en aardewerkfabricage op grote schaal (de latere [[Koninklijke Sphinx|Sphinxfabrieken]]). Enkele andere steden volgden tussen [[1850]] en [[1890]]. In Nijverdal werd in 1853 de stoomweverij van de gebroeders Salomonson in gebruik genomen. Het was toen de enige draaiende stoomweverij in Nederland. Daarnaast bleef ook de landbouw en vooral de handel een belangrijke plaats innemen in de Nederlandse economie. Na de [[Eerste Wereldoorlog]] ontstond, mede door de ondervonden [[grondstof]]fen[[schaarste]], een nieuwe golf van industrialisatie. Voorbeelden hiervan zijn de groei van [[Philips (bedrijf)|Philips]] en de oprichting van [[Koninklijke Hoogovens|Hoogovens]].
 
=== Huidige toestand ===
[[Bestand:TaipeiWTC hall-2004.jpg|thumb|260px|Taipei Taiwan World Trade Centre]]
Sinds het eind van de 20e eeuw is een snelle industrialisering van [[Azië]] en [[Zuid-Amerika]] gaande. In [[Azië]] hebben met name de '[[Aziatische Tijgers]]', zoals [[Singapore]], [[Zuid-Korea]], [[Taiwan]] en [[Hongkong]] in de afgelopen 30 jaar een grote vooruitgang geboekt. Maar ook bijvoorbeeld [[Thailand]], [[Maleisië]], [[India]] en met name [[Volksrepubliek China|China]] zijn hard bezig om de economie te industrialiseren.
 
In Latijns-Amerika gaat het vooral om [[Mexico (land)|Mexico]], [[Brazilië]], [[Argentinië]], [[Chili]], [[Uruguay]] en [[Venezuela]]. Het is echter nog maar de vraag of al deze landen ook in staat zullen zijn om de industriële revolutie door te zetten: (staats)schulden en externe factoren zoals de invloed van onder andere multinationals en internationale [[vrijhandelsverdrag]]en kunnen dit proces sterk beïnvloeden.
 
Regel 82 ⟶ 70:
Staal, elektriciteit, turbines en verbrandingsmotor
* [[Staal (legering)|Staal]] : pas sinds 1879 is men er door verbetering van het productieproces door middel van het procedé van [[Gilchrist-Thomas converter|Thomas-Gilchrist]] in geslaagd ijzer betrekkelijk eenvoudig te zuiveren. Met een koolstofgehalte van minder dan 2% werd het [[ductiliteit|ductiel]] genoeg om te kunnen bewerken (bijvoorbeeld: [[walsen]]). Staal is veel sterker dan gietijzer, waardoor alles lichter en toch sterker uitgevoerd kon worden. Door een toegenomen kennis van de chemie wist men welke stoffen men aan het erts moest toevoegen om ongewenste bestanddelen zoals [[zwavel]] of [[fosfor]] te verwijderen Daardoor werd het veel gemakkelijker om kwalitatief hoogwaardig staal te vervaardigen.
* [[Elektriciteit]] : aan het einde van de 19e eeuw werden diverse uitvindingen betreffende het gebruik van elektriciteit gedaan. De bekendste daarvan is de verbeterde [[gloeilamp]] door [[Thomas Edison]]. Vooral na de uitvinding van de [[wisselstroommotor]] door [[Nikola Tesla]] werd deze nieuwe vorm van energie als krachtbron algemeen toegankelijk. Het grote voordeel van elektriciteit boven stoom is dat het makkelijk te transporteren is. Hierdoor kwam het ook voor kleine bedrijven en wat later zelfs voor particulieren beschikbaar. Door de gloeilamp werd het mogelijk om langer door te werken in de fabrieken. Het was met elektriciteit mogelijk om alles te doen wat met stoom kon, vaak voor een lagere prijs, op kleinere schaal, veilig, en bijna overal. Deugie; elektrischeeen faseeigen uitvinding van deLenoir. industriëleZe revolutiegebruikte isde nugepatenteerde vrijwelzuiger volgegroeidvan qua ontwikkelingStreet, de inwendige verbranding en eendubbelzijdige grootactie deelzoals vanbij de wereldmachine van [[Philippe le Bon|le Bon]] en ze is voorzienvonkontstoken vanzoals eende aansluitingmachine opvan eende Zwitser [[Lichtnet|elektriciteitsnetwerkIsaac de Rivaz]]. Het was de eerste motor met inwendige verbranding, dubbelzijdige werking, tweetakt en zonder voorafgaande compressie.
* [[Stoomturbine|Turbines]] : de stoomturbine werd in zijn allersimpelste vorm rond [[1883]] uitgevonden door de [[Zweden|Zweedse]] ingenieur [[Gustav de Laval]]; de [[lavalturbine]]. Deze turbine bestond uit een groot aantal emmervormige schoepen die stoom opvangen en omzetten in een rondgaande beweging. Dit type turbine was niet erg efficiënt en draaide veel te snel. Het bereikte een toerental van 20.000 tot 25.000 [[Omwentelingen per minuut|tpm]]. In [[1884]] ontwierp de [[Groot-Brittannië|Britse]] ingenieur [[Charles Algernon Parsons]] de [[reactieturbine]], die veel langzamer draaide. Ze had het juiste toerental om een [[Generator (energietechniek)|elektriciteitsgenerator]] aan te drijven. Deze turbine laat de stoom in de lengterichting van de as stromen en verlaagt de druk trapsgewijs, verspreid over een aantal schoepenwielen.
[[Bestand:Lenoir Motor 2.jpg|thumb|Lenoirs Motor]]
* [[Verbrandingsmotor]] : de uitvinding van de [[tweetaktgasmotor]] was een volgende ontwikkeling. Tot dan werden voornamelijk [[stoommachine]]s gebruikt. Deze waren groot en duur en alleen geschikt voor grote fabrieken. [[Etienne Lenoir]] construeerde in 1859 een kleine motor die werkte op het [[Lichtgas|stads- of lichtgas]] ([[Gasfabriek|steenkoolgas]]) dat in [[Parijs]] overal beschikbaar was. Het principe was een machine waarbij in de eerste helft van de eerste slag (takt komt pas later met [[Viertaktmotor|Otto]]) een mengsel van 6% stadsgas en 94% lucht werd aangezogen. Halfweg de eerste slag werd het niet gecomprimeerde mengsel met een [[bougie]] in brand gestoken. Het verbrande gasmengsel zette uit en duwde de zuiger onder hoge druk verder. Tijdens de ingaande tweede slag werd het verbrande gasmengsel uitgedreven. De machine verenigde al de kennis van zijn tijd; De stoommachine, de recent uitgevonden [[bobine]] van [[Heinrich Daniel Ruhmkorff|Ruhmkorff]] voor de ontsteking en de bougie; een eigen uitvinding van Lenoir. Ze gebruikte de gepatenteerde zuiger van Street, de inwendige verbranding en dubbelzijdige actie zoals bij de machine van [[Philippe le Bon|le Bon]] en ze is vonkontstoken zoals de machine van de Zwitser [[Isaac de Rivaz]]. Het was de eerste motor met inwendige verbranding, dubbelzijdige werking, tweetakt en zonder voorafgaande compressie.
[[Bestand:Gulf Offshore Platform.jpg|thumb|180px|Offshore platform]]
* [[Aardolie]] : in de [[Verenigde Staten]] werd aan het eind van de 19e eeuw de eerste aardolie opgepompt. Was dit in het begin alleen van belang voor de ontwikkeling van de [[auto]]motor, met de uitvinding van [[bakeliet]] en andere [[kunststof]]fen, ontstond de [[petrochemische industrie]]. In bijna alle industriële producten zijn tegenwoordig [[aardoliederivaten]] verwerkt, of anders is het transport ervan wel afhankelijk van aardolie. De Westerse economieën kregen een stevige klap door de [[Oliecrisis van 1973|oliecrisis]] in de [[1970-1979|jaren zeventig]]. Later groeiden ze weer enorm, maar in het begin van de [[21e eeuw]] stijgen ook de olieprijzen weer explosief. De voorraad aardolie wordt snel kleiner, de wereldwijde reserve wordt momenteel geschat op zo'n 70 tot 120 jaar gebruik -waarvan 40 jaar bewezen is- <ref>[http://www.bp.com/liveassets/bp_internet/globalbp/globalbp_uk_english/publications/energy_reviews_2006/STAGING/local_assets/downloads/pdf/table_of_proved_oil_reserves_2006.pdf Table of proved oil reserves 2006] van [[BP (oliemaatschappij)|BP]]</ref>), bij de huidige gebruik. De consumptie stijgt echter nog steeds terwijl het aantal nieuwe vondsten bij de verwachtingen achterblijft, zodat er waarschijnlijk al eerder olietekorten zullen optreden. Daarom wordt naarstig gewerkt aan het ontwikkelen van alternatieve bronnen van energie, en aan manieren om bijvoorbeeld kunststoffen en [[Biobrandstof|transportbrandstoffen]] te fabriceren uit plantaardige bestanddelen.