Arabische muziek: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Wijzigingen door 86.83.205.168 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door Japiot
k red.
Regel 2:
 
== Geschiedenis ==
De belangrijkste muziekhistorische bron over de muziek uit de eerste eeuwen van de Arabische beschaving is de [[Kitab al-Aghani]], datdie in de negende eeuw werd samengesteld door [[Abu-l-Faraj al-Isfahani]] (897-967). Hierin lezen we dat in de 6e en 7e eeuw de bedoeïenen op het Arabische schiereiland een genre kenden dat hida werd genoemd, terwijl in de steden [[Mekka]] en [[Medina (Arabië)|Medina]] de sinad en en de hazaj (respectievelijk een vermoedelijk ernstig en een vrolijk genre) populair waren. In de daaropvolgende eeuwen onderging de stedelijke muziek, die door [[qaina]]s en mughannis (beroepszangeressen en -zangers) uitgevoerd werd, invloed van de Perzische en de Byzantijnse muziek. In de tweede helft van de 7e eeuw werd [[Damascus]] het belangrijkste muzikale centrum en in de tweede helft van de 8e eeuw [[Bagdad]]. In de 9e eeuw ontwikkelde zich in [[Spanje]] een aparte ‘Andalusische’ traditie. De toen ontstane tweedeling in een Oosterseoosterse en een Westersewesterse muziektraditie is ook in de hedendaagse Arabische muziek nog aanwezig.
 
Wat we van de Arabische muziek uit de daaropvolgende eeuwen weten, danken we vooral aan een aantal muziektheoretische geschriften. Belangrijke theoretici tot de 15e eeuw waren [[al-Farabi]] (870-950), [[Ibn Sina]] (980-1037), [[Safi ad-Din al-Urmawi]] (1216/26-1294) en [[Ibn Ghaybi al-Maragi]] (gest.1435). Zij beschreven het Arabische toonsysteem, waaronder de stemming, de melodische en ritmische modi en de compositievormen. Ook veronderstelde kosmologische verbanden met muziek komt in geschriften van sommige auteurs aan de orde.
Voor de eeuwen daarna zijn we vooral aangewezen op berichten van Europese onderzoekers en reizigers., Devan belangrijkstewie vande hunbelangrijkste waren: [[Thomas Shaw]], die in het begin van de achttiende eeuw enige jaren in Algerije woonde, [[Alexander Russell]], die van 1740 tot 1755 als arts in [[Aleppo (stad)|Aleppo]] werkzaam was, en [[Villoteau]], die rond 1800 onderzoek deed in [[Egypte (land)|Egypte]]. Aan hen danken we enkele muzieknotaties en summiere beschrijvingen van het plaatselijke muziekleven.
 
Pas in de tweede helft van de 19e eeuw komen meer en rijkere bronnen beschikbaar, waardoor het mogelijk wordt de verschillende tradities en stijlen van de Arabische muziek te onderscheiden en te definiëren. Belangrijk is daarbij dat sinds het begin van de 20e eeuw niet alleen het muziekschrift, dat sindsdien geleidelijk ingang heeft gevonden in de Arabische wereld, maar vooral ook de eerste geluidsdragers, c.q. de wasrol en de grammofoonplaat in gebruik kwamen, waarmee composities en improvisaties vastgelegd konden worden.