Paardenstaart (geslacht): verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
allerlei onzin |
|||
Regel 25:
De planten hebben een [[stengel]] met een centrale holte en twee ringen bijholtes eromheen. De stengel bestaat uit leden, waarbij het lid dat zijtakjes draagt afwijkt van de leden zonder zijtakken. De zijtakjes staan in kransen om de stengel heen en zijn eveneens geleed. De zeer talrijke [[spore]]n worden gevormd in een aar. De aar bevindt zich bij bepaalde soorten [[eindstandig]] aan de gewone stengel, maar kan bij andere soorten op een speciale [[bladgroen]]loze, [[fertiel]]e stengel worden aangetroffen.
De aar is kegelvormig en bestaat uit een as met daar loodrecht op zeshoekige tafelvormige [[schub]]jes, de [[Sporangiofoor|sporangioforen]], waar aan de binnenkant de [[Sporangium|sporangiën]] zich bevinden. In de sporangiën bevinden zich de mannelijke en vrouwelijke sporen, die zich verder niet onderscheiden in vorm en grootte. De sporen hebben bladgroen en twee springdraden (
[[Vegetatieve voortplanting]] kan plaatsvinden met [[wortelstok]]ken. Deze manier van voortplanten stelt veel minder eisen aan de groeiplaats.
Een andere eigenschap van de soorten binnen de paardenstaartenfamilie is dat ze [[kiezelzuur]] gebruiken voor hun stevigheid. Dit heeft als gevolg dat de soort moet groeien op een bodem waar het element [[silicium]] in voorkomt, zoals op zand en kleibodems.
De meeste paardenstaarten zijn lage gewassen, maar de grootste soort, ''[[Equisetum myriochaetum]]'' die in Centraal- en Zuid-Amerika voorkomt, kan tot 7,3 meter hoog worden.<ref>http://www.nhm.ac.uk/nature-online/species-of-the-day/evolution/equisetum-myriochaetum/</ref>
|