Late oudheid: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k correctie voornaamwoordelijk bijwoord ("erboven uitsteken") |
|||
Regel 197:
[[Bestand:Vergilius romanus 234v.jpg|thumb|Raad van de goden. Illustratie bij Vergilius' ''[[Aeneis]]'' in een codex van de 5e eeuw.]]
De [[laat-klassieke literatuur]] toonde lange tijd nauwelijks tekenen van verval. Anders dan in de middeleeuwen kon men in de 6e eeuw nog teruggrijpen op het gehele literaire oeuvre van de klassieke oudheid, dat pas daarna voor het grootste deel verloren ging. Juist de [[Syrisch|Syrische literatuur]] bracht nu enkele belangrijke werken voort. In de [[Latijnse literatuur]] steken de laatste grote, in Latijn geschreven, [[geschiedkundige werk]]en van de klassieke oudheid, de ''Res gestae'' van [[Ammianus Marcellinus]] en de gedichten van [[Claudianus]], de laatste belangrijke dichter van het heidense Rome († na 404),
Ook in Gallië en Spanje bloeide nog lang de, sterk [[retoriek|retorisch]] beïnvloedde, dichtkunst, zoals het werk van [[Ausonius]]. Van belang is het werk van de [[Gallo-Romeins|Gallo-Romein]] [[Sidonius Apollinaris]], wiens Lofredes en Brieven een gedetailleerde inzage mogelijk maken in de laatste dagen van de [[Gallo-Romeinse cultuur]]. Rond 600 verzamelde [[Isidorus van Sevilla]], de laatste grote Latijnse geleerde van de late oudheid, de, voor hem nog bereikbare, kennis van de oudheid en legde het daarmee in de fundamenten van de middeleeuwse wereld.
|