Natuurontwikkelingsvisie: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting |
red. en opmaak (mn refs) |
||
Regel 1:
[[Bestand:Natuurontwikkeling.JPG|{{largethumb}}|Inzet van graafmachines bij de aanleg van [[nieuwe natuur]]]]
De '''Natuurontwikkelingsvisie''' of '''wildernisnatuurvisie''' is een [[natuurvisie]] waarin de zelfregulerende natuur centraal staat, onafhankelijk van menselijk handelen. Het is een van de drie visies die discussies in Nederland over de juiste vormgeving van natuur hebben gedomineerd
Onder meer de voormalige Raad voor Ruimtelijk Milieu- en Natuuronderzoek (RMNO) heeft de visies uitgewerkt en laat zien wat de consequenties zijn van elke visie voor de inrichting en het beheer van agrarische cultuurlandschappen, de Waddenzee, de bossen en de grote wateren (rivieren en IJsselmeer) in Nederland.
== Essentie en inhoud van de visie ==
De Natuurontwikkelingsvisie of wildernisnatuurvisie scheidt natuur van andere menselijke activiteiten. De natuur zonder de mens staat centraal. Het ideaal is dat de natuur in reservaten zich kan redden zonder enig menselijk ingrijpen. Zij is zelfregulerend. De natuur zoals die was voordat de mens in een bepaald gebied ten tonele verscheen, zou de referentie moeten zijn. Een dergelijke natuur, die geheel los staat van de mens, kan men oernatuur of [[wildernis (natuur)|wildernis]] noemen. Vandaar ook de aanduiding Wildernisnatuurvisie
In Nederland zijn natuurgebieden met geen of geringe bemoeienis van mensen in de loop van de geschiedenis verdwenen. Dergelijke gebieden moeten dus opnieuw ontwikkeld worden, bijvoorbeeld in landbouwgebieden
Een belangrijke wetenschap voor de onderbouwing van deze visie is de [[ecologie]] en dan met name het begrip [[ecosysteem]]. Belangrijk volgens deze visie is dat een ecosysteem volledig is, dat wil zeggen dat alle functies vervuld worden en basisstructuren en -processen aanwezig zijn. Mensen hoeven niet in te grijpen om het systeem draaiend te houden. In een ideaal ecosysteem zoals het [[Climax (ecologie)|climaxbos]] zijn alle functies aanwezig en zijn de energie- en stofverliezen minimaal
== Voorbeeld bos ==
Volgens de Natuurontwikkelingsvisie is het ideale bos een natuurbos
Een natuurbos onderscheidt zich van het productiebos dat primair bedoeld is voor houtproductie en geen of weinig potenties bezit voor een hoge natuurwaarde
Al voor de Tweede wereldoorlog hadden natuurbeschermers belangstelling voor een natuur- of oerbos. Een invloedrijke groep natuurbeschermers onder leiding van de bioloog [[Theodorus Weevers|Weevers]] wenste in de reservaten geen beheer, ook niet in de bossen. Deze opvatting [[het onderspit delven|dolf het onderspit]] in de jaren na de oorlog tegen de [[Klassieke Natuurbeschermingsvisie]], die er in slaagde natuurbescherming en soortenrijkdom te koppelen.
Maar men kan nog verder teruggaan en de bosbouwer Van Schermbeek als belangrijke voorloper zien. Deze hield in 1898 een pleidooi voor een bosbeheer dat zich spiegelt aan het [[oerbos]]
De natuurontwikkelingsvisie kreeg een belangrijke impuls met de oprichting van de [[Stichting Kritisch Bosbeheer|Landelijke Werkgroep Kritisch Bosbeheer (LWKB)]], later omgezet in de [[Stichting Kritisch Bosbeheer]] (SKB)
In de huidige natuurontwikkelingsvisie nemen grote zoogdieren een belangrijke plaats in. Zij zijn verdwenen in de loop van de geschiedenis en dat is er de belangrijkste oorzaak van dat natuurgebieden niet 'compleet' zijn. [[Grote grazers]], zoals wilde [[rund|koeien]] en [[paard (dier)|paarden]], [[hertachtigen|hertensoorten]] zoals de [[eland]] en het [[edelhert]] zorgen voor een gevarieerde structuur van de begroeiing. Het effect van deze dieren is dat niet heel het gebied bos wordt, maar dat er tevens natuurlijke graslanden ontstaan. Andere maatregelen om het zelfregulerende karakter van een natuurgebied te bevorderen zijn het aanbrengen van meer [[reliëf (landschap)|reliëf]] in het gebied en te zorgen voor meer abiotische dynamiek, == Ontwikkeling visie en relatie beleid ==
Bij de verdere ontwikkeling van de wildernis- of natuurontwikkelingsvisie speelden de [[Oostvaardersplassen]] een belangrijke rol. [[Frans Vera]] en Fred Baerselman zagen dat dit in de Flevopolder gelegen moerasgebied zich tot natuurgebied ontwikkelde zonder dat dit proces door mensen gestuurd werd. De plassen groeiden in dit gebied niet dicht omdat grazende grauwe ganzen ze open hielden. Hierdoor geïnspireerd introduceerden zij het idee dat in een natuurlijke situatie het bos niet het eindstadium is, maar dat er door toedoen van grote grazers ook [[bosweide]]n kunnen ontstaan
In het verlengde van de ontwikkelingen in de Oostvaardersplassen zouden volgens aanhangers van deze visie langs het [[IJsselmeer]] allerlei overgangen ontwikkeld moeten worden in de vorm van binnen- en buitendijkse moerassen, lagunes en voorlanden. De successie in ondiepe gedeelten moest haar gang gaan, waardoor op den duur moerasbossen zouden kunnen ontstaan. Riet- en biezenlanden moeten niet gemaaid worden. De restanten van de oude [[Zuiderzee (water)|Zuiderzee]] zullen zo op den duur verdwijnen. Het heeft volgens deze opvatting geen zin om zich in te zetten voor het behoud ervan.
Het [[Waddengebied]] wordt gezien als een natuurgebied dat goed aansluit bij deze natuurvisie. Er moet hier dan ook zo min mogelijk menselijk ingrijpen plaatsvinden. [[Kwelders]] en schorren mogen niet vastgelegd worden door middel van dammen. Ook de afbraak en afslag van deze gebieden horen bij het functioneren van een dergelijk gebied. Een eiland als [[Rottumeroog]] wordt overgelaten aan natuurlijke processen en er mogen geen pogingen gedaan worden om het te behouden als het door een natuurlijk proces in een geul dreigt te verdwijnen.
Om de gebieden die volgens de natuurontwikkelings- of wildernisvisie beheerd
De wildernis-natuurgebieden zouden bovendien onderling verbonden moeten worden in een netwerk, een ecologische infrastructuur. Hierdoor kunnen soorten zich van het ene naar het andere gebied verplaatsen. Zo kunnen soorten als ze in een natuurgebied zijn uitgestorven, opnieuw dat gebied koloniseren. Ook kunnen op die manier verschillende populaties erfelijke eigenschappen uitwisselen. Dit komt de levensvatbaarheid van de populaties ten goede
Volgens de natuurontwikkelingsvisie is een nieuwe onderverdeling van het agrarisch [[cultuurlandschap]] gewenst. Een deel, met gunstige voorwaarden voor natuurontwikkeling, zou moeten worden onttrokken aan de landbouw en tot natuurontwikkelingsgebied omgevormd. Een ander deel zou hoogwaardig agrarisch gebied moeten worden, waar binnen milieuhygiënische en ecologische randvoorwaarden intensieve landbouw kan worden gepleegd. Hier kunnen grote kavels worden aangelegd, diep geploegd worden en aan diepte-ontwatering gedaan worden. Tenslotte zou een deel bestemd moeten worden voor multifunctionele extensieve landbouw. Hier zou plaats zijn voor bepaalde recreatieve aspecten en bepaalde vormen van natuurbehoud zoals weidevogelbescherming
== Kritiek op de natuurontwikkelingsvisie ==
Direct na de opkomst van de natuurontwikkelingsvisie kwam er vanuit verschillende disciplines kritiek op de ''oernatuurvisie''. [[fysische geografie|Fysisch-geografen]] merkten op dat met de ontwikkeling van "natuur" vaak juist ook het natuurlijke geomorfologisch landschap werd vernietigd, [[archeologie|archeologen]] vreesden voor de verwoesting van het bodemarchief, en [[historische geografie|historisch-geografen]] en [[historische ecologie|historisch-ecologen]] brachten naar voren dat de zogenaamde oernatuur die gepropageerd werd, in het verleden nooit had bestaan. Alhoewel men zei aandacht te hebben voor de ''natuur zoals die was voor de mens ten tonele verscheen'', werden de resultaten van historisch-ecologisch onderzoek zelden bij de inrichtingsplannen betrokken en was de bewering volgens die discipline dus een farce.
De mislukte fok van het heckrund was volgens hen bij uitstek een voorbeeld van het feit dat ook dit als een modern cultuurlandschap moest worden gezien, waarbij ideeën en waarden uit de late [[20e eeuw]] bepalender voor het uiterlijk van het landschap waren dan de bekende, maar door natuurontwikkelaars genegeerde kenmerken van het [[Natuurlandschap|natuur-]] of [[cultuurlandschap]] uit het verre verleden zoals dat door historisch-ecologisch onderzoek naar voren was gekomen
Met de opkomst van de waardering van cultuurhistorisch erfgoed boette de natuurontwikkelingsvisie in de vroege [[21e eeuw]] aan betekenis in, en werd een middenweg gezocht tussen beide visies. De organisatie van symposia onder de noemer ''Cultuurhistorie en natuurbeheer'', onder meer door het [[Netwerk Historisch Cultuurlandschap]], is hier een kenmerk van.
Regel 47 ⟶ 51:
{{Appendix|2=
;Bronnen
* [http://www.lineone.nl/auteur/boek-natuurbos/ {{aut|[[Hans van der Lans|Lans, H.E. van der]] & G. Poortinga}} ''Natuurbos in Nederland'']
* {{aut|Anon.}} ''Levende Rivieren'', Wereld Natuur Fonds, Zeist 1993.
Regel 53 ⟶ 58:
* {{aut|Baerselman F. en [[Frans Vera|Vera F.W.M.]]}} ''Natuurontwikkeling: een verkennende studie.'', [[Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit|Ministerie van Landbouw en Visserij]], 's-Gravenhage 1989.
* {{aut|Keulartz, J., S. Swart & H. van der Windt}} ''Natuurbeelden en natuurbeleid'', [[Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek|NWO]], Den Haag, 2000.
;Referenties
{{References}}
}}
|