Antieke filosofie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k http://woordenlijst.org/leidraad/16/5/
Regel 3:
 
In de oudheid omvatte ''filosofie'' ook onderwerpen die later zijn afgesplitst als aparte wetenschappen, zoals natuurkunde, psychologie, biologie, kosmogonie, etc.
Aanvankelijk hielden de Griekse filosofen zich vooral bezig met de vraag naar het ont-ontstaan en bestaan van de wereld, waarbij de grote stap was dat men afstand nam van de traditionele mythen die dit onderwerp ook behandelden. Met de Sofisten en Socrates krijgt de filosofie een sociaal aspect, en komen vragen over menselijk gedrag in de belangstelling.
Met Plato neemt de metafysica een hoge vlucht, maar hij incorporeert in zekere zin al het voorafgaande, en bereidt voor hetgeen na hem komt. Zijn filosofie is één reusachtig bouwwerk waarbinnen alles met elkaar samenhangt, al houdt hij zich bezig met natuurfilosofie, met de vraag wat kennis is, wat liefde is, en hoe een samenleving eruit moet zien. Bij Aristoteles scheiden verschillende disciplines zich af, omdat voor hem niet alles met alles samenhangt. Hij is ook de uitvinder van de [[logica]]. De hellenistische filosofie houdt zich vervolgens bezig met taalfilosofie en logica (de Stoïcijnen), en grijpt voor haar natuurverklaringen deels terug op de filosofen van vóór Socrates' tijd, maar meer en meer komt de vraag op de voorgrond naar het menselijk geluk, hoe innerlijke rust te bereiken is.
Met het Neoplatonismeneoplatonisme doet een mystiek element zijn intrede.
[[Bestand:Raffael 058.jpg|{{largethumb}}|De Atheense school van Rafaël Santi, waarop tal van Griekse filosofen staan afgebeeld]]
 
Regel 74:
===[[Epicurisme]]===
[[Bestand:Epikouros BM 1843.jpg|left|thumb|Epicurus]]
Anders dan bij de andere hellenistische stromingen, is de inhoud van het Epicurismeepicurisme goeddeels bepaald door zijn stichter [[Epicurus|'''Epicurus''']] (341 - 270 v.C.).
Hij heeft talloze werken geschreven over de wereld en de natuur, paradoxalerwijs in de overtuiging dat het hierbij niet om de waarheid gaat, maar om het effect dat deze opvattingen kunnen uitoefenen op mensen. De filosofie heeft uiteindelijk als enig doel het menselijk geluk. Epicurus grijpt in zijn fysica terug op de atomisten, met dit verschil dat er bij hem sprake is van een ''clinamen'': een onvoorspelbare zijwaartse beweging binnen de (reguliere) verticale beweging van de atomen, die op menselijk niveau correspondeert met de vrije wil, en algemener met de onvoorspelbaarheid van het bestaan. De beweging van de atomen door de lege ruimte heeft geen doel, er zit geen plan of hogere doelstelling achter waaraan men dient te gehoorzamen.
 
Afwezigheid van vrees en pijn garanderen ons geluk. Goed en kwaad meet het Epicurismeepicurisme dan ook af aan gewaarwordingen van genot en pijn. Hierbij is het veelal goed om af te zien van een klein genot, omdat te voorzien is dat het later gevolgd zal worden door onbehagen of wroeging. Het toppunt dat in deze te bereiken is, is de ''ataraxia'': de toestand waarin we niet verstoord worden door enige angst of pijn, een toestand van innerlijke onverstoorbaarheid. De mens staat dan nog wel open voor de geneugten van de vriendschap.
 
In tegenstelling tot de Stoïcijnen ried Epicurus aan om zich terug te trekken uit het openbare leven (''leef in het verborgene''), een opvatting die, onder anderen via Cicero, bijgedragen heeft aan een zekere impopulariteit van het Epicurismeepicurisme. Hierbij werd het dan voorgesteld alsof het een oppervlakkige genotsleer betof (de traditionele 'levensgenieter'). Deze voorstelling weer maakte het Epicurismeepicurisme verdacht bij Christelijke filosofen, die een filosofie die
het leven doelloos acht en geen voorzienigheid erkent, natuurlijk verdacht en verderfelijk moesten vinden.
 
Regel 104:
Een derde bekende scepticus was [[Aenesidemus]] (1e eeuw voor Chr.). Men schrijft aan hem de zogenaamde tien ''tropen'' toe: de argumenten tegen de betrouwbaarheid van de zintuiglijke waarneming, alsmede acht tropen gericht tegen de causaliteit.
 
[[Sextus Empiricus]] (2e eeuw n.Chr.) is onze belangrijkste, zij het wat wijdlopige, bron voor de kennis van het antieke scepticisme. Een andere bron is het werk van [[Marcus Tullius Cicero|Cicero]] (106 - 43 v.Chr.). Zijn verdiensten op het gebied van de filosofie liggen voornamelijk op het terrein der popularisering. Hij heeft delen van de Griekse filosofie bij de Romeinen geïntroduceerd, waarbij hij Latijnse termen heeft ingevoerd als ''qualitas''. Als filosoof beweert hij aanhanger van de (sceptische) ''Nieuwe Academie'' te zijn, maar soms neigt hij tot de Stoa, en soms ook zegt hij dat alle filosofische stromingen, met uitzondering van het Epicurismeepicurisme, zich slechts onderscheiden door terminologie. Hij ziet een filosofische opleiding als een goede scholing voor een redenaar en politicus, dus als een soort 'algemene ontwikkeling'.
 
===De socratische scholen===