Boekweit: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Link naar kasja
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 119:
== Boekweit en het veen ==
{{Zie ook|Zie ook: [[Veenbrandcultuur]]}}
Voordat men boekweit op de [[Veen (grondsoort)hoogveen|hoogvenen]] kon verbouwen moest er eerst wel wat gebeuren. Het hoogveen was te nat om er iets te kunnen verbouwen. Daarom ontwaterde men de bovenste veenlaag door het graven van lange greppels. Nadat het veen voldoende gedroogd was, hetgeen 2 tot 3 jaar kon duren, werd de bovenste 30 cm met een [[Hak (grondbewerking)|veenhouw]] opengehakt om de grond wat losser te maken. Dit werd het jaar erna vaak herhaald. Belangrijk was dat het veen niet te ver indroogde, men stak namelijk, meestal in de periode van april tot juni, de bovenste verdroogde veenlaag in brand. Om het vuur aan te leggen nam de boer in een [[vuurpot]] gloeiende kolen mee naar het veld. Hij begon met vuurleggen aan de rand van het veld en van de wind af: het was vooral zaak dat het veen ging smeulen zonder vlammen. De ideale omstandigheden voor het veen 'smeulen' was een aanhoudende oostenwind en een heldere hemel. Het mocht vooral niet gaan regenen omdat dan het vuur kon doven en men opnieuw moest beginnen. De veenas die na het smeulen overbleef diende als meststof. Nadat het vuur was gedoofd werd de grond nogmaals losgemaakt met een krabber, waarna de boekweit verbouwd kon worden. Eind juni moest de zaak zijn afgerond omdat de groeiperiode drie maanden bedroeg en de oogst niet later dan september mocht plaatsvinden, omdat daarna de kans op nachtvorst toenam. Na het zaaien kon men weinig meer doen dan afwachten en hopen op goed weer en dus geen zware regens, storm of nachtvorst. Tijdens de bloei in augustus kleurde de akker geheel wit en daarna kon de boekweit worden gemaaid.
 
Nu moet men niet te licht denken over dat branden van het veen. De rook was verschrikkelijk en verstikkend. Hele gebieden kregen te maken met zonsverduistering. De rook drong overal in door, in huizen en kleren en ogen, en veroorzaakte daardoor veel overlast. Na maximaal 10 jaar raakten de op deze wijze ontgonnen gronden uitgeput, waarna er nieuwe gronden ontgonnen moesten worden.