Maliënkolder: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
+ zie ook
Regel 7:
Een maliënkolder bestaat uit maliën (metalen ringetjes), die in elkaar zijn gesmeed of geklonken. In Europa werd vooral gebruikgemaakt van een patroon waarbij 4 ringetjes in één ring haken. Door de losse opbouw is hij flexibel en luchtdoorlatend, terwijl hij door het materiaal tegelijk bescherming biedt tegen [[snijwond|snijwonden]] veroorzaakt door [[zwaard (wapen)|zwaarden]] en [[mes (voorwerp)|messen]] en, in mindere mate, tegen pijlen. De kracht van steekwapens als [[lans (wapen)|lansen]] en [[speer|speren]] wordt door het vest verkleind, zolang de ringetjes niet openspringen. Het dichtklinken of dichtsmeden van de ringetjes had als doel dit openspringen te voorkomen.
 
De [[halsberg]], een maliënkolder in de [[middeleeuwen]], was een kleed tot onder de knieën, met kap, en woog wel zo'n 25 à 30 kg. Als het moest worden opgeborgen hing men het op een houten T-balk. Een variant ervan was een hemd tot op de heupen, met korte mouwen, dat circa 15 kg woog, of een broek met voetstukken eraan.{{Bron?|Genoemde gewichten zijn onwaarschijnlijk hoog.|2014|03|17}}
 
Een andere variant van de kolder was de ''schobbejak'', waarbij in plaats van ringetjes metalen plaatjes waren opgenaaid op een leren [[jak]].
 
Een ''halsberg'' stamt uit de riddertijd, bezat een kap, en reikte tot de voeten.
 
{| align="center"