De Bezige Bij: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→1945-1950: De eerste naoorlogse jaren: Het Woord |
|||
Regel 69:
Het ideaal om vooral het werk van de eigen leden te brengen leverde geen goede verkoopresultaten op. In 1946 kwamen zes vertaalde titels uit, samen goed voor een brutowinst van ƒ50.000,-, terwijl de zestig oorspronkelijk Nederlandstalige werken van dat jaar een brutowinst van ƒ125.000,- opleverden, waarvan ƒ35.000,- door het boek van Willy Corsari alleen. Het vermogen was gestegen naar ƒ93.000,-.<ref>Roegholt (1972), 95</ref> Onder de zes vertalingen bevonden zich titels van [[Aleksandr Pesjkin]] en [[Nikolaj Gogol]], vertaald dor Aleida G. Schot. De hiermee gewekte belangstelling voor de Russische literatuur werd in de jaren vijftig verder ontwikkeld door een andere uitgever, G.A. van Oorschot met de Russische Bibliotheek. Medebepalend voor het gezicht van De Bij werd de Franse auteur [[Albert Camus]], een van de kopstukken van het [[existentialisme]] waarvoor de belangstelling groeiende was. Met 70.000 exemplaren kwam ''[[De Pest|De pest]]'' (1948) in 1970 op de achtste plaats van de bestsellerlijst van het fonds en iets daaronder, op nummer twaalf, prijkte ''[[De vreemdeling]]'' (1949) met een afzet van 63.000 exemplaren.<ref>Roegholt (1972), 105</ref>
==== De nieuwe generatie ====
In 1947 verscheen bij De Bij ''[[De avonden (boek)|De avonden]]'', het eerste boek van [[Gerard Reve|Simon van het Reve]], zoals hij zich toen noemde. Het lag nog maar net in de winkels toen het bekroond werd met de [[Reina Prinsen Geerligs]]prijs, waardoor er 7000 exemplaren verkocht werden.<ref>Roegholt (1972), 97</ref> In 1950 volgde nog de novelle ''De ondergang van de familie Boslowits'', waarna de auteur bij uitgeverij [[G.A. van Oorschot]] belandde. Hij was aanwezig op de algemene ledenvergadering van 6 oktober 1950, waar hij het woord voerde in een repliek op Sjoerd Leiker, die in de coöperatie ten onrechte een idealistische, [[Walden (kolonie)|Walden]]-achtige organisatie had gezien en nu bezwaar maakte tegen de commerciële koers. 'We leven nu eenmaal in een kapitalistische maatschappij,' aldus Reve. 'Consequent idealisme in een uitgeverij leidt tot economische ondergang; we hebben slechts de keuze tussen zuiver commercieel en commercieel-schipperend beleid.'<ref>Roegholt (1972), 99</ref>
Het
Het jaar 1950 vormt een cesuur in de geschiedenis van de uitgeverij, waarbij twee factoren zich tegelijk voordoen. De eerste is dat de uitgeverij er na vijf jaar mee ophield om steeds aan de bezettingsjaren te herinneren. Tekenend hiervoor is dat geen prioriteit werd gegeven aan het manuscript van [[Leo Braat]] over ''Kunst in Verzet''. Tot 1954 werd erover overlegd, maar uiteindelijk kwam het niet tot een uitgave. De tweede factor is dat zich een nieuwe literaire stroming manifesteert van auteurs die door de Bij worden uitgegeven: [[De Vijftigers]].<ref>Renders (2004a), 56</ref> Dat er een nieuwe periode aanbrak, blijkt ook hieruit: met [[Bert Voeten]] en [[Jan Gerhard Toonder]] bleek er zelfs plaats voor auteurs die lid waren geweest van de Kultuurkamer.
== Directie en bestuur ==
|