Zeven vrije kunsten: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Kiro Vermaas (overleg | bijdragen)
Verwijzing artesliteratuur + bronnen toegevoegd + paragraaf Middeleeuws onderwijs + Zie ook [...]
Regel 14:
Educatie was en is niet statisch of monolithisch, maar is gediversifieerd en dynamisch. Dat geldt ook voor het middeleeuwse onderwijs met betrekking tot de zeven vrije kunsten.
 
In de loop van de middeleeuwen werden individuen meer gezien als wezens die fundamenteel gevormd kunnen worden door middel van ervaring en begeleide reflectie.<ref>Price 1992, p. 51.</ref> Die begeleiding viel in eerste instantie in handen van reguliere geestelijken, terwijl onderwijzing aanvankelijk plaatsvond in kloosters. Kloosters waren belangrijke centra voor het behoud van klassieke kennis en literatuur (zie bijvoorbeeld de [[Karolingische Renaissance]]) en hadden wat dat betreft een sleutelpositie in kennisoverdracht.<ref>Zie Reynolds & Wilson 1991, p. 92-106.</ref> Volgende stappen waren de oprichting van kathedraalscholen en uiteindelijk universiteiten. Bekende seculiere onderwijscentra werden bijvoorbeeld [[Aken (stad)|Aken]], [[Chartres]], [[Parijs]] en [[Oxford (Verenigd Koninkrijk)|Oxford]]. In dergelijke onderwijscentra werd onderwijs aangeboden op basis van de vrije kunsten in het verlengde van geestelijke, intellectuele ontwikkeling. Derhalve was er geen of weinig plaats voor praktische kunsten (''[[artes mechanicae]]'') (hoewel geneeskunde een uitzondering vormde).
 
In de middeleeuwen is het onderwijs steeds sterk religieus gekleurd geweest. Reeds in de vroege middeleeuwen bestond interesse voor het klassieke erfgoed, maar dergelijk bronmateriaal werd vooral benaderd voor meer religieuze inzichten, kennis en vaardigheden. Zo benutte men juridisch materiaal voor onderwijs in welsprekendheid, hoewel dit waardering voor bijvoorbeeld [[Marcus Tullius Cicero|Cicero]]'s geschriften als zodanig niet uitsloot. In de late middeleeuwen zou men meer open gaan staan voor 'andere' ideeën dan zuiver christelijke, en men kreeg meer belangstelling voor niet-Latijnse kennis.<ref>Price 1992, p. 54.</ref>
 
In het algemeen werden de (laat-)klassieke ''vrije kunsten'' overgenomen als ruggengraat voor het onderwijs. In de vroege middeleeuwen is het echter lastig te spreken van een strikt geformuleerd en afgebakend [[curriculum]]. Zo kon het ''trivium'' (de basis, gericht op taal) lezen, [[geschiedkunde]], [[geografie]], [[retorica]], [[recht]] en [[dialectiek]] bevatten. Tevens was er geen vaste lijst van 'verplichte literatuur', hoewel klassieke heidense autoriteiten alsmede [[kerkvaders]] en Bijbel-auteurs veel autoriteit genoten (''auctoritates''). In een enkel geval zijn zelfs elementen van [[magie]] terug te vinden in het onderwijs.<ref>Price 1992, p. 55.</ref>
 
Hoewel klassieke kennis en onderwijs doorwerkten in de middeleeuwen, wil dit niet zeggen dat middeleeuwse denkers nooit bedenkingen uitten op rationaliteit. ''Rede'' konden tegenover ''geloof'' geplaatst worden. Interessante uitschieter is wat dat betreft de ''De sancta simplicitate'', waarin Petrus Damiani (1007-1072) beweerde dat de eerste docent van de ''artes liberales'' de [[duivel]] als ''grammaticus'' was. Deze leerde [[Adam]] in het [[Paradijs]] dat ''deus'' ('god') verbogen kon worden in het [[Meervoud (taal)|meervoud]], wat leidde tot [[polytheïsme]]. De moraal van het verhaal was dat rede en geloof niet gelijkwaardig geacht moesten worden: rede moest het geloof dienen. Weer anderen hadden reserves tegenover de wetenschappen door grenzen aan hun reikwijdte te stellen: bepaalde geloofspunten stonden nu eenmaal zonder meer vast.<ref>A. Vanderjagt, in: Stoffers 1994, pp. 70-72.</ref>
 
==Trivium en Quadrivium==