Proto-Indo-Europees: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 173:
Verder waren er drie [[getal (taalkunde)|getallen]]: enkelvoud, tweevoud en meervoud. In principe had ieder woord dus 3 x 8 = 24 afzonderlijke vormen, maar al vroeg waren niet alle vierentwintig ook daadwerkelijk verschillend voor ieder woord. Daarnaast waren er drie geslachten van zelfstandige naamwoorden: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig. Bijvoeglijke naamwoorden en voornaamwoorden volgden het woord waarmee ze in verband stonden naar naamval, geslacht en getal.
Duidelijk is dat in een vroegere fase alleen
De vormen van een naamwoord bestonden in de regel uit een wortel en een stamvormend element (samen de stam vormend), met daaraan toegevoegd een uitgang. Sommige basiswoorden hadden geen stamvormend element, en vormden hun naamvalsvormen door de uitgang rechtstreeks aan de wortel toe te voegen.
|