Geertje Dircx: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k taal |
k →Gerechtelijke procedures: typo |
||
Regel 15:
Zij daagde Rembrandt voor de drie Commissarissen van Huwelijkse Zaken (waaronder [[Jacob F. Hinlopen]]) wegens verbroken huwelijksbeloften en ging met de beurs met onder meer een ring met diamanten naar de lommerd. Rembrandt stelde voor de zaak te schikken. Hij bood Geertje een eenmalig bedrag van 200 gulden om de juwelen terug te kopen die zij verpand had, en daarna jaarlijks 160 gulden. Toen Geertje de overeenkomst bij Rembrandt kwam ondertekenen, schopte ze een scène. Ze wilde niet eens luisteren toen de notaris het contract voorlas, en weigerde de overeenkomst te tekenen. De partijen gingen zonder een minnelijke schikking uit elkaar. De zaak moest nu voor de rechter worden uitgevochten. Na een derde dagvaarding verscheen Rembrandt op 23 oktober 1649 eindelijk voor de rechtbank. Geertje vertelde de rechters 'van hem beslapen te sijn tot diverse reysen'.<ref>Driessen, C. (2011) ''Rembrandts vrouwen'', p. 150.</ref> De commissarissen verhoogden daarop het jaarlijks bedrag tot 200 gulden. Het hof bepaalde dat Rembrandt alimentatie moest betalen op voorwaarde dat ze Titus als enige erfgename behield en ze geen van Rembrandts verkregen bezittingen zou verkopen. Rembrandt werd door dit alles dusdanig in beslag genomen dat hij geen enkel schilderij afleverde in dat jaar.
Toen ze opnieuw een aantal zaken verpandde, lukte het Rembrandt om Geertje in [[1650]] te laten opsluiten in het Spinhuis in [[Gouda]], een tuchthuis voor vrouwen. Haar broer Pieter en neef hielpen Rembrandt door een aantal buren van Geertje verklaringen te laten afleggen over haar handel en wandel. Ze werd veroordeeld tot twaalf jaar opsluiting. De kosten van het vervoer (140 gulden) naar Gouda werden door Rembrandt voorgeschoten. Pas na vijf jaar lukte het haar vriendin Trijn Jacobs uit Edam haar
Volgens Christoph Driessen dwingt de hardnekkigheid waarmee ze de veel invloedrijker Rembrandt bestreed, respect af.<ref>Driessen, C. (2011) ''Rembrandts vrouwen'', p. 167.</ref> 'Een dermate zelfbewust optreden van een alleenstaande vrouw van bescheiden afkomst was in de zeventiende eeuw buiten de Nederlandse Republiek nauwelijks voorstelbaar.'
|