Kortrijkse Kunstgilde: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
k +meer links naar kunstenaars (helaas nog geen geschikte afb. gevonden )
Regel 2:
 
==Achtergrond==
Door het succes van de vlasverwerking en de daaraan verbonden textielbewerking stond de stad Kortrijk in de 19de eeuw hoog aangeschreven op cultureel en industrieel gebied. In een stad waar de economie bloeit, is immers ook plaats voor kunst. Rond de eeuwwisseling waren in Kortrijk verschillende vooraanstaande kunstenaars, actief waaronder tal van schilders. [[Louis Robbe]] (1806-1887) volgde de voetsporen van zijn leraar [[Eugène Verboeckhoven]] (1798-1881) en beïnvloedde een generatie Kortrijkse dierenschilders waaronder [[Edward Woutermaertens]] (1819-1897), [[Joos-Vincent De Vos]] (1829-1875), [[Valere Verheust]] (1841-1881), [[Louis-Pierre Verwee]] (1804-1877), [[Edmond De Pratere]] (1826-1888) en de broers Velghe.<ref>Paul Debrabandere & Isabelle De Jaegere, 1987.</ref>
 
Deze vriendenkring van kunstenaars trokkentrok er dikwijls samengezamenlijk op uit, op zoek naar natuurgezichten om te schilderen en zekwam kwamenvaak veel samenbijeen ten huize van de ene of de andere. Auteur [[Stijn Streuvels]] schreef naar aanleiding van het overlijden van [[Emmanuel Viérin]]: 'Buiten alle officiële instellingen, zonder vlag of kenspreuk, zonder voorzitter of secretaris hebben de vrienden een generatie lang het artistieke keurkorps uitgemaakt dat aan de stad Kortrijk een ''aangezicht'' en een kunstreputatie heeft gegeven. [...] Het kan een zonderling toeval genoemd worden dat er op eenzelfde tijdstip, in een zelfde stad zulk een schaar begaafde kunstliefhebbers malkaar ontmoeten, als vrienden verbonden blijven, eensgezind, met kennis van zaken, met uitgesproken smaak en talent, er naar streven, het als hun plicht beschouwen te waken over de schoonheid van hun stad, hun best doen om het "oude" in eere te bewaren en het "nieuwe" zelf te scheppen.'<ref>Stijn Streuvels, 1954, p. 37-38.</ref>
Samen met andere leden van het Sint-Lucasgilde, die reeds sinds 1886 regelmatig tentoonstellingen en voordrachten organiseerde, werd in 1899 een nieuwe kring gesticht, '''Onze kunst om beters wille'''. DezeDit Kortrijkse kunstgilde had tot doel de oude en nieuwe kunstschatten van de stad te verenigen en te doen waarderen. Het was een creatieve kunstbeweging die, mede onder invloed van de vernieuwende ideeën van de Engelse Arts and Crafts Movement en de Duitse en Weense art nouveau, streefde naar een 'Gesamtkunst', een eenheidskunst, waarin plastische en toegepaste kunst verenigd werden. Een traditionele kunstambachtelijke stijl en een eigentijdse vormgeving gingen er samen. De Kortrijkse Kunstgilde omvatte kunstenaars als [[Victor Verougstraete]] (1868-1935), [[Jozef De Coene]] (1875-1950), [[Adolf De Coene]] (1879-1933), [[Arthur Deleu]] (1884-1966), [[Karel Noppe]] (1867-1953), [[Pieter-Jozef Laigneil]] (1870-1950), [[Victor Acke]] (1964-1953), [[Richard Acke]] (1873-1934), [[Omer Provost]] (1872-1959), [[Albert Caullet]] (1875-1950) en [[Edouard Messeyne]] (1858-1931).<ref>Linda Smismans, 1999 & Paul Thiers, 2000, p. 108.</ref>
 
==Doelstellingen en verwezenlijkingen van de Kortrijkse Kunstgilde==
De Kortrijkse Kunstgilde stelde alles in het werk om het Kortrijkse kunstpatrimonium te beschermen. Zo streed Emmanuel Viérin samen met zijn vrienden en onder leiding van Jozef De Coene in 1899 voor het behoud van het [[Belfort van Kortrijk|belfort]], toen burgemeester [[Auguste Reynaert]] de stad wilde saneren door onder meer de oude lakenhallen af te breken. Er ontstond een hevige strijd tussen voor- en tegenstanders van de afbraak. Er werd een grote bijeenkomst gehouden in de stad. Een door Joseph Viérin gemaakt ontwerp voor de restauratie van de Hallentoren werd in de etalage van de winkel van De Coene in de Leiestraat tentoongesteld. Het laatste offensief van de vrienden was de inzameling van handtekeningen op petitielijsten: 'Tekent burgers, tekent vrank, 't is voor 't Halleken hier ter stede, voegt bij d'onze uwe bede, weest gegroet en zijt bedankt!'. Deze actie was succesvol: het belfort werd gered van de sloop en gerestaureerd.<ref>Fred Germonprez, 1967, pp. 59-64; Linda Smismans, 1999, p. 74-75; Hélène Huyghebaert, 1985, p. 18.</ref>
'Onze Kunst' wilde het werk van de vooruitstrevende Kortrijkse kunstenaars bekendmaken en organiseerde daartoe een aantal tentoonstellingen en voordrachten. De leden van de kunstkring probeerden ook, naar het voorbeeld van hun succesvolle Latemse vrienden, naam te maken als 'Kortrijkse School'. In 1899 kwam er een eerste tentoonstelling in het [[Stadhuis van Kortrijk|stadhuis]]. Priester [[Hugo Verriest]] hield er de openingsrede. De tentoonstelling visualiseerde wat de Kortrijkse artiesten op het vlak van de interieurversiering aan kunst en toegepaste kunst te bieden hadden. Er waren zowel keramiekcreaties en meubelen als beeldhouwwerk en schilderijen te zien. De reactie van de Kortrijkse pers op deze eerste tentoonstelling was heel positief.
Een vooraanstaand lid van de Kortrijkse Kunstgilde, [[Jozef De Coene]] (1875-1950), was niet enkel kunstschilder, maar verwierf vooral faam met de oprichting van de [[Kortrijkse Kunstwerkstede Gebroeders de Coene|Kortrijkse Kunstwerkstede]], waar kunst en industrie elkaar ontmoetten. Begeesterd door de Arts and Crafts Movement, trok De Coene vrienden-kunstenaars aan om bij hem te komen werken of om ontwerpen te tekenen. Een andere belangrijke figuur in het Kortrijkse kunstmilieu van die tijd was [[Pieter-Jozef Laigneil]]. In navolging van Torhout begon hij in de Minister Vanden Peereboomlaan met een pottenbakkerij waarvoor Emmanuel en Joseph tal van ontwerpen maakten. Ze ontwierpen siervoorwerpen in de lijn van de [[Jugendstil]] en de [[art deco]].
In 1902 hielp Emmanuel Viérin bij het organiseren van de herdenkingsfeesten ter gelegenheid van de 6oostezeshonderdste verjaardag van de [[Guldensporenslag]] in Kortrijk. Hij maakte ook een schets voor een praalwagen in de historische stoet.
 
==Referenties==