Patriottentijd in Bolsward: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
AGL (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 15:
In de strenge en langdurige van winter 1784 was door het genootschap ''Vrije Friezen'' in Harlingen een prijsvraag uitgeschreven ''om praktische adviezen te leveren ten aanzien van een optimaal georganiseerde, provinciale burgermilitie''.<ref>Kok, J. (1784) Oorsprong, aanwas, geschiedenissen, voorrechten en tegenwoordige Staat der Nederlandsche Schutterijen en Exercitiegenootschappen, p. 178; De Post van den Neder Rhijn V, nr. 211, p. 503-4.</ref> In oktober 1784, na het vertrek van [[Lodewijk Ernst van Brunswijk-Lüneburg-Bevern|hertog van Brunswijk]], ontstond er een nieuwe situatie in de Republiek. De Oostenrijkse keizer [[Jozef II van het Heilige Roomse Rijk|Jozef II]] probeerde met enkele schepen een toegang over de Westerschelde te forceren. Het gevolg was de zogenaamde [[keteloorlog]], waarbij een enkel schot viel. Op 7 januari [[1785]] werd in [[Leeuwarden (stad)|Leeuwarden]] (opnieuw) geprobeerd een provinciaal leger te organiseren. De angst voor woeste [[Kroaten]] en [[Hongaren]], dienst doend in het Oostenrijks leger, speelde een niet onbelangrijke rol in de [[propaganda (communicatie)|propagandaoorlog]]. ''Huis en have, vrouw en kinderen'' moesten beschermd worden, zoals het werd omgeschreven.
 
De [[patriotten]] in Bolsward hebben op 21 januari een vrijwillige schutterij opgericht bestaande uit twee compagnieën, waarvan iedereen lid kon worden en de officieren democratisch zoudenwerden wordengekozen. Cornelis van den Burg en Willem Lycklama à Nijeholt werden gekozen als kapitein; Mr H.J. Alberda, een jurist, afkomstig uit Ferwerd, werd kolonel. Slechts één burgemeester, G. Rondaan, stemde uiteindelijk voor, een beslissing die mogelijk nog zwaar op hem zou rusten.<ref>Rondaan werd op 5 september 1787 begraven, details onbekend.</ref> De vroedschap protesteerde luidkeels tegen de afwezigheid van zoveel magistraatsleden, waaronder natuurlijk de vier prinsgezinde burgemeesters. Twee voormalige patriotten kozen inmiddels voor een meer gematigde koers. Oud-burgemeester Tichelaar weigerde iedere medewerking, maar ook burgemeester Elgersma drukte zijn snor, terwijl hij n.b. enkele maanden eerder 2.600 gulden uit de tegoeden van het Sint Anthoniegasthuis had gefourneerd voor de aanschaf van wapens en uniformen. Het lot van [[Johan van Oldenbarnevelt]] was blijkbaar afdoende, om voorzichtig te zijn met het plaatsen van handtekeningen voor het organiseren van plaatselijke of provinciale milities.
 
Ondertussen werd door twee compagnieën van ieder 40 man wekelijks geoefend in de Broerekerk, en op ongebruikelijke wijze, opgesteld ''naar natuurlijke grootte''. Burgemeester Van Hiemstra stelde voor twee trommels en fluiten te schenken, maar de officieren wezen het voorstel af, omdat geen ander [[Wapen (heraldiek)|wapen]] dan dat van de stad kon worden geaccepteerd. Het duurde tot 30 augustus [[1786]], voordat provinciale toestemming werd verleend en officieel de officieren konden werden benoemd. De krijgsraad van de vrijwillige schutterij verbood evenwel iedere festiviteit.