David Kellogg Lewis: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Robotgeholpen doorverwijzing: Ontologie - Verwijzing(en) gewijzigd naar ontologie (filosofie) |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 3:
== Biografie ==
Lewis
Lewis promoveerde in 1967 aan de [[Harvard-universiteit]], waar hij had gestudeerd bij de logicus en filosoof [[W.V.O. Quine]], wiens opvattingen hij in zijn latere werk zou verloochenen. In deze tijd raakte hij bevriend met de Australische filosoof [[John Jamieson Carswell Smart|J.J.C. Smart]]
== Werk ==
Regel 14:
=== Filosofie ===
In zijn werk ''Counterfactuals'' (1973) presenteert Lewis een analyse van [[tegenfeitenlijkheid|tegenfeitelijke]] voorwaarden in de vorm van een theorie over mogelijke werelden. Hij schrijft:
<blockquote>''"I believe that there are possible worlds other than the one we happen to inhabit. If an argument is wanted, it is this. It is uncontroversially true that things might be otherwise than they are.
Dit had hij al gedeeltelijk ontwikkeld in eerdere papers, zoals ''Counterpart Theory and Quantified Modal Logic'' (1968), ''Anselm and Actuality'' (1970) en ''Counterparts of Persons and their Bodies'' (1971). Ondanks de beloofde technische voordelen van deze benadering, wordt deze theorie over het algemeen beschouwd als implausibel, tenminste als men het letterlijk opvat, zoals Lewis zelf lijkt te suggereren. Lewis
Volgens Lewis
<blockquote>"Had ik dat schot gezet dan had ons team gewonnen."</blockquote>
waar maakt, het feit is dat er een wereld, even concreet en sterk gelijkend op de onze, in welke mijn tegenhanger (de "Ik" in de andere (mogelijke) wereld) het schot wel heeft gezet en met gevolg ons team had gewonnen. Had er een wereld bestaan, nog
Noodzakelijke waarheden zijn volgens Lewis waarheden die in alle mogelijke werelden gelden. Merk hierbij op dat Lewis niet de eerste is die over mogelijke werelden in deze context spreekt: ook [[Leibniz]] en de naamgenoot [[C. I. Lewis]] hebben beide gesproken over mogelijke werelden om de noties van mogelijkheid en noodzakelijk te denken. Dit kwam daarnaast ook voor in het vroege werk van [[David Kaplan]]. De notie van mogelijke werelden komt ook voor bij moderne filosofen, o.a. in het werk van [[Saul Kripke]]<ref>''"Naming and Necessity", In Semantics of Natural Language, edited by D. Davidson and G. Harman. 1980 (1972) Dordrecht; Boston: Reidel.''</ref>, maar ook vele anderen. Niet in de letterlijke zin
====Kritiek====
Er is veel kritiek op deze theorie geleverd. Voornamelijk bestaat er de vraag hoe we überhaupt iets kunnen weten van andere mogelijke werelden. Sinds ze [[causaliteit|causaal]] onafhankelijk zijn van de onze, kunnen wij ze niet bezoeken en kijken wat er daar gebeurt.<ref>Stalnaker, ''Inquiry'', p. 49: "But if other possible worlds are causally disconnected from us, how do we know anything about them?"</ref> Een gerelateerde
Een meer oppervlakkige kritiek is dat, door het introduceren van zoveel entiteiten in onze [[ontologie (filosofie)|ontologie]], Lewis het maxime van [[Ockhams scheermes]] schendt, dat ons vertelt niet meer theoretische entiteiten dan nodig is om de feiten die men in zijn theorie wil verklaren, kan verklaren. Lewis stelt echter dat dit niet opgaat, hij schrijft:
|