Dedemsvaartsche Stoomtramweg-Maatschappij: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Mar(c) (overleg | bijdragen)
→‎Ontwikkeling van het vervoer: per http://taaladvies.net/taal/advies/vraag/817
Regel 41:
De DSM nam ook wagons mee voor bepaalde klanten, zoals een kolenhandel in [[De Krim (Gramsbergen, Hardenberg)|De Krim]]. Voor het pand van de kolenhandel werd de wagon afgekoppeld, waarna de tram weer doorreed. Na het lossen van de wagon werd hij door de kolenhandelaar met de hand geduwd naar de halte waar een rangeerspoor was. Met de volgende tram kon de lege wagon weer mee.
 
Het personenvervoer kreeg op den duur steeds meer [[concurrentie]]. Zo werd in [[1905]] begonnen met de aanleg van de lijn van de [[Noordoosterlocaalspoorweg-Maatschappij]] van Zwolle via [[Dalfsen]], [[Ommen]], [[Mariënberg]], Hardenberg en Coevorden naar [[Emmen (Drenthe)|Emmen]] en verder, waarover een heuse spoortrein ging rijden. Maar ook hadden de trams te lijden van de opkomst van de [[fiets]], want zo snel gingen ze niet. De trams mochten namelijk niet harder dan 20 kilometer per uur rijden. Een rit van Zwolle naar Coevorden, die zonder overstappen gemaakt kon worden, duurde drieëneenhalfdrie en een half uur. In [[1925]] kreeg de DSM toestemming om de snelheid van de trams te verhogen tot 35 km/uur. Veel snelheidswinst leverde dat niet op, want in de bebouwde kom bleef de maximumsnelheid 10 tot 20 km/uur, net als op bewegende delen van het spoor zoals wissels. Bovendien hadden de sporen veel last van [[bodemverzakking]]en, zodat het niet verantwoord was om overal harder te gaan rijden. Ontsporingen kwamen ook wel voor.
 
Vanaf [[1924]] begon de DSM met het inzetten van [[autobus|bussen]]. Met ingang van de winterdienstregeling van 1933/1934 werd al het personenvervoer met behulp van bussen verricht. Gedurende de [[Tweede Wereldoorlog]] kwam het personenvervoer per stoomtram weer op gang, maar dat bleek maar een tijdelijke opleving.