Sociale mobiliteit: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 20:
 
[[John Goldthorpe|Goldthorpe]] heeft daarop een aangepast [[klassenschema]] gemaakt waarmee de mobiliteit en het effect van de scheidslijnen onderzocht kon worden. Hoewel er wel sprake is van opwaartse mobiliteit, lijkt dit niet zijn oorzaak te vinden in meer openheid, maar in meer ruimte aan de bovenzijde.
 
== Economische aspect ==
[[Bestand:Lorenzcurve.JPG|thumb|350px|Lorenz-curve van inkomen en gezinnen]]
{{Zie hoofdartikel|Lorenz-curve}}
De sociale klassenverdeling is veelal in te richten en te meten aan de hand van de economische verschillen. Vaak worden de klassen [[definitie|gedefinieerd]] aan de hand van de economische [[welvaart]] die een bepaald deel van de bevolking geniet, zoals bij de [[onderklasse (maatschappij)|onderklasse]]. Deze verdeling wordt vaak de [[scheefheid]] van de welvaartsverdeling genoemd.<br />
Deze is goed af te lezen aan de [[Lorenz-curve]], een berekening volgens de rekenmethode van de [[Gini-coëfficiënt]]. Bij deze curve (hiernaast afgebeeld) staat het [[Cumulatieve distributie|cumulatief percentage]] gezinnen tegen het cumulatief percentage van het [[Bruto nationaal product|BNP]] afgezet. Bij een egalitaire verdeling, bijvoorbeeld in een zuiver communistische economie, heeft elke inwoner exact hetzelfde inkomen, en zal deze curve een rechte, diagonale lijn vormen. De welvaart is dan volkomen [[evenredig]] verdeeld. Hierbij heeft 10% van de bevolking ook 10% van de welvaart in handen, en 60% heeft 60% van de welvaart.<br />
De ware verdeling, in niet-communistische economieën, is een bolling naar beneden te zien in de lijn. De curve begint afgeplat, wat inhoudt dat bij de onderste klassen, het welvaartspercentage onevenredig laag is, in vergelijking met het cumulatieve bevolkingspercentage dat zij vertegenwoordigt. De curve toont vervolgens een [[middenklasse]], gevolgd door een steile stijging. Deze stijging houdt in dat een klein percentage van de bevolking (vandaar dat het uitgetekend staat op een relatief klein oppervlak van de x-as), een onevenredig groot percentage van het BNP verdient (het onevenredig grote oppervlak aan de y-as, dat deze groep vertegenwoordigt).<br />
Hoe boller, of schever, de Lorenzcurve, hoe meer de welvaart in een land onevenredig is verdeeld. Dit getal wordt vaak uitgedrukt in de Gini-coëfficiënt. Kapitalistische landen vertonen een hoger Gini-coëfficiënt dan socialistische landen.
 
== Kastensysteem ==