Henri Albert Gomperts: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 6:
In 1940 week hij uit naar [[Londen]] en trad, na een korte tijd als [[militair]], in dienst van de Nederlandse [[regering in ballingschap]]. Als [[ambtenaar]] was hij werkzaam in o.a. [[Washington D.C.|Washington]] en [[New York City|New York]].
 
Na de [[bevrijding]] ging hij werken voor het [[dagblad]] [[Het Parool]]. Hij was achtereenvolgens [[correspondent]] in [[Parijs]], [[literair]] redacteur en [[toneel (spel)|toneel]][[criticus]] (als opvolger van [[Simon Carmiggelt]]). Hij speelde een vooraanstaande rol in de [[literair tijdschrift|literaire tijdschriften]] [[Libertinage]], [[De Vrije Bladen]], [[Criterium (tijdschrift)|Criterium]], [[Hollands Maandblad|Hollands Weekblad]] en [[Tirade (tijdschrift)|Tirade]]. Ook verscheen hij regelmatig op de televisie als gespreksleider in de [[AVRO]]-programma's ''De kring'' en ''Literaire ontmoetingen''. In 1963 werd hem daarvoor de [[Zilveren Nipkowschijf]] toegekend. Op 23 oktober 1969 organiseerde Gomperts onder auspiciën van de [[Maatschappij der Nederlandse Letterkunde]], waarvan hij toen voorzitter was, een spraakmakend [[VPRO]]-televisieprogramma rond [[P.C. Hooft-prijs]]winnaar [[Gerard Reve|Gerard Kornelis van het Reve]] in de Amsterdamse [[Vondelkerk]]. Zelf trad hij hier op als interviewer.
 
Hoewel Gomperts geen andere [[academie|academische]] titel had dan het [[kandidaats]] in de rechten, zorgden zijn reputatie en statuur ervoor dat hij in 1965 benoemd werd tot [[hoogleraar]] [[Nederlandse letterkunde|Moderne Nederlandse letterkunde]] aan de [[Universiteit Leiden]]. Hij bezette deze [[leerstoel]], die sinds [[Albert Verwey]] traditioneel werd toegekend aan mensen uit de literaire praktijk, tot 1981, toen hij werd opgevolgd door [[Ton Anbeek]]. Tijdens zijn hoogleraarschap verdedigde hij in ''Grandeur en misère van de literatuurwetenschap'' (1979) de literatuurwetenschap tegen de aanval die [[Karel van het Reve]] erop gedaan had in zijn [[Huizinga-lezing]] ''Literatuurwetenschap: het raadsel der onleesbaarheid'' (1978). Tegenover diens mening dat literatuur niet aan de lezer behoefde te worden "uitgelegd" en dus geen object van [[wetenschap]] behoorde te zijn, stelde Gomperts: "Mij lijkt het zoeken naar verklarende beschrijvingen van verschijnselen in de literatuur, wat al sinds de Oudheid aan de gang is, een niet minder rechtmatige bezigheid dan het beoefenen van de theoretische natuurkunde".