Eerste brief van Paulus aan de Korintiërs: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Luckas-bot (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 26:
*Paulus' autoriteit werd in twijfel getrokken, als zou hij geen Apostel zijn. Het was daarom noodzakelijk dat hij aantoonde dat hij wel degelijk een Apostel was en waarop zijn gezag gebaseerd was binnen de Christelijke gemeenten. Hij wijst er daarbij op dat hij en Apollos zich baseren op de Schrift.
*Er was zeer ernstige seksuele zonde in de gemeente; iemand leefde met de vrouw van zijn vader en hier werd door de gemeente niets tegen ondernomen. Men tolereerde deze zonde, en Paulus ergert zich er aan dat men deze zondaar niet uit de gemeente heeft verwijderd. Hij heeft zelf al zijn vonnis geveld over dit gedrag.
*In 1 Korinthe 6:1-8 lezen we vervolgens dat men zijn onderlinge conflicten uitvocht via de heidense tribunalen (rechters). Paulus is van mening dat zij onderling deze zaken moeten oplossen omdat de zaak anders op voorhand al verloren is. Paulus wijst hen er op dat de heiligen (gelovigen) de wereld zullen oordelen, en dat daarom de gelovigen niets bij de [[wereld (christendom)|wereldse]] rechters te zoeken hebben.
*Sommige van de Korinthiërs leefden, voordat ze tot geloof kwamen, een losbandig leven: overspel, hoererij, homoseksualiteit, lasteraars, oplichters, dieven, alcoholisten, etc. Nu waren ze hiervan bevrijd, door genade! Binnen de gemeente waren er echter die leerden dat alles geoorloofd was, en daarom nam de losbandigheid (weer) toe. Paulus benadrukt, zie ook eerder, dat het lichaam er niet is om hoererij mee te plegen -denk ook aan de tempelprostitutie en de link naar de afgoderij, de wereld die ze achter zich hadden gelaten en hen alleen maar in de vernieling hielp- maar om God te dienen. Hij wijst er op dat de lichamen van de gelovigen leden van Christus zijn (immers: de Gemeente is het Lichaam van Christus!). En hij vraagt dan: "Zal ik dan leden van Christus wegnemen om er leden van een hoer van te maken? Volstrekt niet! Of weet gij niet dat wie zich aan een hoer hecht, één lichaam met haar is". Hiermee maakt hij duidelijk dat het meedoen, in welke vorm dan ook, aan de heersende cultus en praktijken overspel is, en een smet op het lichaam van de gelovige maar eveneens op het Lichaam van [[Jezus (traditioneel-christelijk)|Christus]], de [[Gemeente (kerk)|Gemeente]]!
*Hij gaat vervolgens in op de brief, welke de Korintiërs aan hem gestuurd hadden en beantwoord de vragen op het gebied van: