Compacte ruimte: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Kwiki (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Kwiki (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 12:
Verschillende definities van compactheid kunnen van toepassing zijn, afhankelijk van het niveau van algemeenheid. Een [[deelverzameling]] van de [[Euclidische ruimte]] wordt in het bijzonder compact genoemd als het een [[gesloten verzameling|gesloten]] en [[begrensd|begrensde verzameling]] is. Dit impliceert, met behulp van de [[stelling van Bolzano-Weierstrass]], dat enige oneindige [[rij (wiskunde)|rij]] uit de verzameling een [[deelrij]] heeft, die [[convergentie (wiskunde)|convergeert]] naar een punt in de verzameling. Dit is een nadere uitleg van het idee van het zetten van "stappen" in een ruimte. Verschillende gelijkwaardige noties van compactheid, zoals [[sequentiële compactheid]] en [[limietpunt compactheid]] kunnen in de algemene [[metrische ruimte]]n worden ontwikkeld.
 
In het algemeen zijn de verschillende noties van compactheid voor [[topologische ruimte]]n echter niet gelijkwaardig, en de meest nuttige notie van compactheid - die oorspronkelijk ''bicompactheid'' werd genoemd - brengt [[famile van verzamelingen|familie]]s van [[open verzameling]]en met zich mee, die de ruimte in die zin "afdekken", dat elk punt van de ruimte in enige verzameling moet liggen, die deeluitmaaktdeel uitmaakt van de familie van verzamelingen. Concreet gesproken is een topologische ruimte compact, als wanneer een collectie van open verzamelingen de ruimte afdekt, enige deelcollectie, die uit slechts een eindig aantal open verzamelingen bestaat ook de ruimte afdekt. Dat deze vorm van compactheid opgaat voor gesloten en begrensde deelverzamelingen van de Euclidische ruimte staat bekend als de [[stelling van Heine-Borel]]. Wanneer compactheid op deze manier wordt gedefinieerd kan men vaak informatie die [[lokale eigenschap|lokaal]] bekend is in een [[omgeving (wiskunde)|omgeving]] van elk punt van de ruimte - uitbreiden tot informatie die globaal opgaat voor de gehele ruimte. Een voorbeeld van dit fenomeen is de [[stelling van Dirichlet]], waarop dit principe oorspronkelijk werd toegepast door [[Heinrich Eduard Heine|Eduard Heine]], dat een [[continue functie]] op een compact interval [[uniforme continuïteit|uniform continu]] is; hier is continuïteit een lokale eigenschap van de [[functie (wiskunde)|functie]] en is uniforme continuïteit de corresponderende globale eigenschap.
 
Formeel wordt een [[topologische ruimte]] '''compact''' genoemd, indien elk van haar [[open dekking]]en een [[eindige verzameling|eindige]] [[deeldekking]] heeft. Anders wordt een dergelijke topologische ruimte '''niet-compact''' genoemd. Expliciet betekent dit dat voor iedere willekeurige [[collectie (wiskunde)|collectie]]