Augur: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Versie 20117598 van 84.195.53.181 (overleg) ongedaan gemaakt.
Edoderoobot (overleg | bijdragen)
Regel 33:
 
De ''augures'' vormden een ''collegium'', waar ze hun opvolgers aanduidden en hen de kunst van het voorspellen bijbrachten. Hun twee voornaamste taken waren het bijstaan van de magistraten die de voortekenen ontvingen en het bewaren van de kennis. Ze mochten zelf geen voortekenen analyseren, hoewel ze de kunst beter begrepen dan de magistraten. Ze hadden geen politieke of verkiesbare functie, Cicero noemde ze ''privati''. De augures hadden het recht om een voorteken gunstig of ongunstig te verklaren en wie twijfelde aan hun uitspraken, kon streng gestraft worden. Augures konden hun veto stellen tegen elke publieke transactie en daarom was het ambt zo begeerd bij de patriciërs. Het spreekt voor zich dat de augures van dit recht geregeld misbruik maakten, bijvoorbeeld bij verkiezingen. De augures bezaten niet het ''spectio'', het recht om voortekenen voor de staat te interpreteren. Er bestonden twee vormen van ''spectio''.
De eerste vorm betrof het ''spectio et nuntiatio''; dit ambt stond slechts open voor de hoogste magistraten, namelijk voor [[consul (Rome)|consuls]], ''[[interrex|interreges]]'' en soms voor [[praetor|praetors]]. De drager van dit ambt kon bepaalde handelingen van magistraten tegenhouden. De tweede vorm was het ''spectio sine nuntiatione'' - wie hiertoe bevoegd was, kon zich hierbij niet mengen in de aangelegenheden van de magistraten. Dit ambt was weggelegd voor de lagere magistraten: de [[censorCensor (Romeinen)|censors]], ''[[aedilis|aediles]]'' en [[quaestor (Rome)|quaestors]].{{fn|1O}}
 
De augures werden aangesteld voor het leven en konden nooit hun heilig karakter verliezen. Leeftijd speelde een belangrijke rol. Als er een plaats vrijkwam in het collegium, kreeg de oudere kandidaat voorrang op een jongere kandidaat, ook al vervulde deze laatste een hogere functie.