Met de F.VII is voor het eerst een vlucht van Nederland naar [[Nederlands-Indië]] uitgevoerd. Om die te organiseren werd het ''"Comité vliegtocht Nederland - Indië"'' opgericht. Het vliegtuig dat gebruikt werd, de H-NACC, was afkomstig van de [[Koninklijke Luchtvaart Maatschappij|KLM]]. De bemanning bestond uit de vliegers A.N.J.[[Abraham Nicolaas Jan Thomassen à Thuessink van der Hoop|Thomassen à Theussink van der Hoop]] (KLM) en H. vanVan Weerden Poelman (Luchtvaartafdeling) en de [[boordwerktuigkundige]] P.A. vanVan den Broeke. De vlucht begon op 1 oktober 1924 op Schiphol. Twee dagen later werd de tocht hardhandig onderbroken als gevolg van een motorstoring. Er moest een [[noodlanding]] worden uitgevoerd nabij [[Plovdiv (stad)|Philippopel (nu Plovdiv)]] in [[Bulgarije]]. Het vliegtuig liep lichte schade op en kon gerepareerd worden, maar de motor moest worden vervangen. Onder de lezers van het tijdschrift ''"Het Leven"'' werd een inzameling gehouden en daarmee kon een nieuwe motor gekocht worden. Op 2 november 1924 kon de tocht worden voortgezet en op 24 november werd het einddoel [[Batavia (Nederlands-Indië)|Batavia]] bereikt. Hier wachtte de bemanning een enthousiaste ontvangst.
De H-NACC is na een aantal lokale vluchten gedemonteerd en met een stoomschip van de [[Koninklijke Rotterdamsche Lloyd]] terug naar Nederland gebracht. Anderhalf jaar later, opOp 9 juli 1926, ging de machine bij een ongeval in dichte mist bij het [[België|Belgische]] [[Wolvertem]] verloren.
