Paradigma (taalkunde): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
In de [[taalkunde]] is '''paradigma''' de benaming voor een groep verschijningsvormen van een of enkele [[woord|woorden]], die tot op zekere hoogte als alternatieven voor elkaar kunnen worden beschouwd. Zulke taalvormen staan tot elkaar in " paradigmatische relatie", hetgeen wil zeggen dat in een bepaalde [[context (taal) |context]] steeds éé<!--accenttekens geven hier nadruk aan-->n van de vormen wordt gekozen. De keuze kan dwingend zijn opgelegd door het taalverband, wat in het bijzonder geldt voor [[synthetische taal|synthetische talen]]. De keuze kan ook min of meer vrij zijn.
 
==Woordvormparadigma==
==Woordparadigma==
Eén woord kan soms meerdere vormen aannemen, en de mate waarin dit mogelijk is, is afhankelijk van de soort woord in kwestie, maar vooral ook van de taal waarin dat woord voorkomt. Talen als [[Latijn]] en [[Grieks]] kennen vele vormen voor hetzelfde woord: een [[werkwoord]] met vele [[vervoeging]]en, een [[zelfstandig naamwoord]] of [[bijvoeglijk naamwoord]] met veel [[verbuiging]]en.
We kunnen dit nog zien in uitdrukkingen die wij aan het Latijn ontleend hebben. We gebruiken nog wel de uitdrukking
Regel 9:
::''pro bon<u>o</u>'', "voor het [algemeen] goed, voor het algemeen belang".
 
(Deze laatste uitdrukking hebben we indirect aan het Latijn ontleend, via het Noord-Amerikaans taalgebruik; maar het is Latijn.)<br>''Bonus'' en ''bono'' hebben beide ruwweg dezelfde betekenis: het Nederlandse [[equivalent (taalkunde)|equivalent vertaalequivalent]] is "goed". Daardoor, en door de duidelijke vormovereenkomst, beschouwen we ''bonus'' en ''bono'' als een en hetzelfde woord. Dat woord heeft nog veel meer vormen. Een inventarisatie levert het volgende overzicht op:
 
 
Regel 31:
Van studenten die een begin maken met het leren van een synthetische taal, wordt wel een verzuchting gehoord als: "Wat zullen die Romeinse kindertjes het moeilijk hebben gehad toen ze hun taal moesten leren!" Dit medelijden is ongegrond. De moedertaalleerling leert zijn taal niet door theorievorming, maar door gewenning en door het navolgen van praktische voorbeelden uit de directe omgeving. Het aanleren van paradigmata komt daaraan niet te pas, en vele sprekers van een synthetische taal (zoals het moderne [[Spaans]]) zouden niet eens bewust een paradigma kunnen presenteren.<br>Het paradigma is een inventarisatie-instrument, dat beschrijvende taalstudie ([[taalkunde]]) mogelijk maakt. Het kán daarnaast gebruikt worden bij het aanleren van een vreemde taal, en dat gebeurt ook vaak, maar het is niet strikt noodzakelijk; er bestaan andere methoden.
 
===ParadigmaverliesVormparadigmaverlies===
Woorduitgangen, zoals die in het Latijn, hebben als gevolg van [[morfologische nivellering]] de neiging "af te slijten". Er blijven er dan maarop den duur weinig vormparadigma's van één en hetzelfde woord over. We zien dat bijvoorbeeld in de verschillende [[Romaanse talen]], waar weliswaar [[cognaat (taalkunde)|cognaten]] van de Latijnse stam ''bon-'' voortleven, maar met een sterk gereduceerd aantal verbogen vormen:
 
 
Regel 67:
 
 
Deze gereduceerde paradigma's zijn via een aantal tussenstadia bereikt. Het Latijn kende op zijn beurt ook al minder verschillende vormen dan het [[Proto-Indo-Europees]]. Hetzelfde geldt voor andere moderne talen als het [[Engels]] en het [[Nederlands]], die nog maar in zeer geringe mate synthetisch zijn. In het [[Oud-Engels]] waren er nog vijf en later vier naamvallen, maar allengs werd de [[suffix|uitgang]] minder prominent, vervolgens toonloos, om daarna helemaal niet meer te worden uitgesproken. In het Nederlands moet eenzelfde ontwikkeling hebben plaatsgevonden, maar voor onze taal zijn veel minder tussenstadia overgeleverd dan voor het Engels, en reconstructie is moeilijker.
 
Dit heeft oudere grammaticaschrijvers er niet van weerhouden toch naamvallen (de verschillende ''functie''gebonden vormen) te willen reconstrueren. Voor het Nederlands zocht men enerzijds verschillende vormen in oudere teksten, maar vaak zonder voldoende grond. In de tijd dat er nog geen standaardtaal bestond (vóór de [[renaissance]]), was het vrij gemakkelijk onderling afwijkende vormen te vinden, hetzij door variante spellingen. hetzij uit verschillende dialecten. De conclusie dat het hier om naamvallen ging, heeft later vaak geen stand kunnen houden.<br>Anderzijds werd ook nog van "naamvallen" gesproken als het woord maar één enkele vorm kende; de functie die het woord in de zin vervulde, moest dan de naamval bepalen.<br>In al zulke gevallen was echter van een werkelijk paradigma geen sprake meer. Men probeerde er een te construeren, omdat men van de veronderstelling uitging dat het Nederlands (of een andere taal) toch gemodelleerd moest zijn naar het Latijn, dat men als modeltaal beschouwde. Zo werd een norm opgelegd aan een taal, maar die norm was gebaseerd op de beschrijving van een ''andere'' taal. De moderne taalkunde verwerpt deze methode.
 
Het paradigma is in het Nederlands overigens niet verdwenen. Het volgende overzicht biedt slechts een greep.
*Een werkwoord heeft een paradigma. Een voorbeeld is ''komen'', met onder meer [[suffix|uitgangen]] als ''-t'' en ''-en'', en met klankverandering ([[ablaut]]).
*Het bijvoeglijk naamwoord ''goed'' kent nog de buigingsuitgang ''goede'' en de zelfstandige meervoudsvorm ''goeden'' (zij die onder de kwaden moeten lijden).
*In versteende uitdrukkingen vindt men nog wel sporen van het paradigma terug. Zo hebben we bij ''deze'' de combinaties ''schrijver dezes'', ''bij deze(n)'', ''dezer dagen''.
Regel 78:
==Paradigmatische groep==
Alternatieven kunnen echter ook een bewuste keuze uit een groep taalelementen vergen. Dan is er sprake van een heel ander soort paradigma.
*In de zin<br>''Hij gaf <u>de bal</u> een schop''<br>zijn er in plaats van ''de bal'' vele andere mogelijkheden; ''de bal'' kan vervangen worden door<br>''de boom'', ''zijn zusje'', ''ons'' enzovoort.<br> Hier is een bewuster keuze in het spel, en met iedere andere keuze verandert ook de betekenis. De keuze is dan ook niet ''door taalregels'' dwingend voorgeschreven, maar hangt ervan af wat de spreker ''bedoelt''. Zouden we hier een tabel of een "rijtje" willen opstellen, dan ziet dat er heel anders uit dan het [[verbuiging|verbuigings]]- of vervoegingsparadigma[[vervoeging|vervoeging]]sparadigma: de alternatieven zijn immers nagenoeg oneindig in aantal:
 
 
Regel 110:
*[[Morfologie]]
*[[Morfofonologie]]
*[[Morfologische nivellering]]
*[[Flexie (taalkunde)|Flexie]]
*[[Agglutinatie (taalkunde)]]