Analytische taal: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 1:
Een '''analytische taal''' is een taal waar in de [[grammatica]] verreweg de meeste, zo niet alle [[morfeem|morfemen]] als zelfstandige woorden optreden. Analytische talen kennen geen of weinig [[verbuiging| verbuigingen]] en [[vervoeging|vervoegingen]], of - iets anders geformuleerd - geen of weinig [[paradigma (taalkunde)|woordparadigma]]'s. Begrippen als [[morfeem]], [[agglutinatie]] en [[flexie]] hebben in de beschrijving van de grammatica van analytische talen niet of nauwelijks betekenis. Ook wordt er in deze talen over het algemeen gebruik gemaakt van [[hulpwerkwoord|hulpwerkwoorden]] in plaats van [[wijs|modi]].
 
== [[paradigma (taalkunde)|Woordparadigma's]] ==
 
[[Agglutinatie (taalkunde)|Agglutinerende talen]] worden over het algemeen als analytisch beschouwd. Deze talen kennen weliswaar enige mate van verbuiging en vervoeging ofwel woordparadigma, maar per morfeem wordt vrijwel nooit meer dan één betekenisaspect tegelijk uitgedrukt. Voorbeelden van dergelijke talen zijn het [[Nederlands]], [[Frans]], [[Engels]] en [[Japans]].
 
[[Werkwoord|Werkwoorden]] worden in agglutinerende talen wel vervoegd, maar er zit niet zo veel afwisseling in als het geval is in andere talen zoals het [[Russisch]] en [[Latijn]]. In het Nederlands kan ''roepen'' bijvoorbeeld zowel de [[infinitief]] zijn als de [[persoonsvorm]] bij ''wij'', ''jullie'' of ''zij''. In het Latijn is dat heel anders: het infinitief bij roepen is ''clamare'', de ''wij''-vorm is ''clamamus'', de ''jullie''-vorm ''clamatis'' en de zij-vorm ''clamant''. Hier is het onmogelijk om de functies door elkaar te halen. In het Nederlands moet je de functie van het woord ''roepen'' echter uit de context - meestal het [[subject]] - halen. Ook kent het Nederlands nagenoeg geen vormen meer die vergelijkbaar zijn met de Latijnse [[conjunctivus]]; de betekenis hiervan wordt in het Nederlands weergegeven door middel van hulpwerkwoorden.