Kristalwater: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 8:
Bij verhitting verliest het zijn water in een aantal stappen:
 
::CuSO<sub>4</sub>.·5H<sub>2</sub>0 --> CuSO<sub>4</sub>.·3H<sub>2</sub>0 -->CuSO<sub>4</sub>.·H<sub>2</sub>0-->CuSO<sub>4</sub>
 
Elk van deze stoffen is een vaste stof met zijn eigen kristalstructuur en ook de kleuren zijn verschillend. Het anhydraat CuSO<sub>4</sub> is bijvoorbeeld wit, maar verkleurt weer tot blauw bij blootstelling aan vocht.
 
Een ander bekend voorbeeld van de opname van water in een vast kristalrooster is het uitharden van gips. Het gepoederde hemihydraat van calciumsulfaat 2CaSO<sub>4</sub>·H<sub>2</sub>O wordt gemengd met vloeibaar water en het mengsel in een vorm gegoten. Vervolgens wordt het water opgenomen via de reactie:
::(2CaSO<sub>4</sub>·H<sub>2</sub>O) + H<sub>2</sub>0 --> 2(CaSO<sub>4</sub>·H<sub>2</sub>0)
 
Hiermee verdwijnt het vloeibare water en blijft alleen een uitgeharde vaste stof (het dihyraat) over.
 
De meeste stoffen met kristalwater zijn dus 'droge' vaste stoffen, maar er zijn ook hydraten die een eigen smeltpunt hebben. In het algemeen is dat een veel lagere temperatuur dan die van het anhydraat. Zinkchloride in strikt droge vorm smelt bij 317<sup>o</sup>C, maar de hydraten (er zijn er meer) smelten rond of onder kamertemperatuur. Men zou kunnen zeggen dat deze stoffen 'oplossen' in hun eigen kristalwater, maar dat gaat voorbij aan het feit dat ook in de vloeistof de watermoleculen nog een sterke wisselwerking ondergaan met het chloride.