Simonides

schrijver (-555--467)

Simonides (ca. 556 - 468 v.Chr.) was een Grieks lierdichter.

Simonides
Simonides afgebeeld in de Kroniek van Neurenberg, 1493
Algemene informatie
Volledige naam Σιμωνίδης ὁ Κεῖος, Simonides van Keos
Geboren ca. 556 v.Chr.
Geboorteplaats Keos
Overleden 468 v.Chr.
Overlijdensplaats Syracuse
Land oude Griekenland
Beroep lierdichter
Werk
Genre Griekse lyriek, koorlyriek
Stroming Oudgriekse literatuur
Bekende werken Epinikion
Negen lyrische dichters
Portaal  Portaalicoon   Literatuur
Oudheid
"Vreemdeling, meldt de Spartanen dat wij hier gevallen zijn, gehoorzaam aan hun bevelen"
Dichtregel van Simonides naar aanleiding van de Slag bij Thermopylae.

Simonides werd geboren te Keos (een van de Cycladen), ca. 556 v.Chr. Hij verbleef lange tijd te Athene, aan het hof van de tiran Hipparchus. Na de moord op Hipparchus verliet hij Athene en week uit naar de streek Thessalië. In 490 v.Chr. keerde hij terug naar Athene, waar hij bevriend werd met Themistocles. Na de Perzische Oorlogen week hij uit naar het hof van Hiëron I, te Syracuse, waar hij in 468 v.Chr. overleed en begraven werd. Simonides was de oom van Bacchylides, een andere lierdichter.

In de Oudheid roemde men hem om zijn woordkeuze en zijn harmonieuze stijl. Simonides was een veelzijdig dichter, die alle genres van de koorlyriek beoefende. Hij is echter vooral bekend om zijn overwinningsliederen ("epinikia", ook bij sportwedstrijden) en graf-epigrammen (onder andere voor de gesneuvelden van Marathon en de Thermopylae). Daarnaast wordt hij gezien als de grondlegger van de geheugenkunst. In de Protagoras van Plato is een gedicht van hem onderwerp van gesprek.

Ode aan Scopas, PMG 542 bewerken

ἄνδρ' ἀγαθὸν μὲν ἀλαθέως γενέσθαι

χαλεπὸν, χερσίν τε καὶ ποσὶ καὶ νόωι

τετράγωνον, ἄνευ ψόγου τετυγμένον·

θεὸς ἂν μόνος τοῦτ' ἔχοι γέρας‧ ἄνδρα δ' οὐκ

ἔστι μὴ οὐ κακὸν ἔμμεναι,

ὃν ἀμήχανος συμφορὰ καθέληι·

πράξας γὰρ εὖ πᾶς ἀνὴρ ἀγαθός,

κακὸς δ' εἰ κακῶς, <οὓς

δ' οἱ θεοὶ φιλέωσιν

πλεῖστον, εἰσ' ἄριστοι.>


οὐδ᾽ ἐμοὶ ἐμμελέως τὸ Πιττάκειον

νέμεται, καίτοι σοφοῦ παρὰ φωτὸς εἰ-

ρημένον· χαλεπὸν φάτ' ἐσθλὸν ἔμμεναι.

<ἐμοὶ ἀρκέει> μητ' <ἐὼν> ἀπάλαμνος εἰ-

δώς τ' ὀνησίπολιν δίκαν,

ὑγιὴς ἀνήρ· οὐ<δὲ μή νιν> ἐγώ

μωμήσομαι· τῶν γὰρ ἠλιθίων

ἀπείρων γενέθλα.

πάντα τοι καλά, τοῖσίν

τ' αἰσχρὰ μὴ μέμεικται.


τοὔνεκεν οὔ ποτ' ἐγὼ τὸ μὴ γενέσθαι

δυνατὸν διζήμενος κενεὰν ἐς ἄ-

πρακτον ἐλπίδα μοῖραν αἰῶνος βαλέω,

πανάμωμον ἄνθρωπον, εὐρυεδέος ὅσοι

καρπὸν αἰνύμεθα χθονός·

ἐπὶ δ' ὔμμιν εὑρὼν ἀπαγγελέω.

πάντας δ' ἐπαίνημι καὶ φιλέω,

ἑκὼν ὅστις ἔρδηι

μηδὲν αἰσχρόν· ἀνάγκαι

δ' οὐδὲ θεοὶ μάχονται.

Simonides in Plato's Protagoras bewerken

Simonides’ werk is bijna uitsluitend fragmentarisch bewaard gebleven: slechts één gedicht is in zijn geheel overgeleverd, namelijk de Ode aan Scopas (PMG 542). Plato citeert het gedicht in zijn dialoog Protagoras, waarin de gelijknamige filosoof in gesprek treedt met Sokrates en Prodicus. Centraal staat de deugd: wat is deugd? Is de deugd een aangeboren eigenschap of kan men het aanleren? Binnen deze context haalt Protagoras Simonides’ gedicht aan. (Pl. Prt. 339B-347B.)

Aangezien de gesprekspartners de ode steeds in secties citeren, is het niet helemaal duidelijk hoe het oorspronkelijke werk er in zijn geheel moet hebben uitgezien. Geleerden trachten het gedicht te reconstrueren, maar een unanieme consensus is er niet. Bij het lezen van het gedicht stoot men dan ook op een aantal moeilijkheden: Simonides lijkt zichzelf herhaaldelijk tegen te spreken en bij sommige zinnen ontbreekt de samenhang. Dit zou enerzijds een gevolg kunnen zijn van een foute citatie van Plato zelf, anderzijds van een verkeerde reconstructie.

Bijgevolg zijn er ook op vlak van inhoudelijke interpretatie verschillende speculaties. De volgende interpretatie is gangbaar binnen de relevantie van Plato’s dialoog, namelijk met de vraag “Wat is de deugd?” in het achterhoofd. Simonides lijkt te zeggen dat perfectie voor de mens onhaalbaar is; het is enkel voor de goden weggelegd. Vervolgens stelt hij dat hij het echter niet eens is met wat Pittacus zegt, namelijk dat het voor de mens moeilijk is om goed te zijn. Hier bedoelt Simonides dus – en in deze verzen ontbreekt voor sommigen de nuance waardoor men zou kunnen stellen dat Simonides zichzelf tegenspreekt – dat de mens geen goddelijke perfectie kan bereiken, maar wel kan proberen om binnen zijn menselijke beperkingen het juiste te doen. Dat in tijden van zware tegenslag de mens hier soms in faalt, omdat een moeilijke situatie hem tot slecht handelen dwingt, is volledig normaal. In Protagoras geeft Plato dit weer door een onderscheid te maken tussen goed zijn en goed worden: goed zijn, constante perfectie, is niet menselijk. Goed worden, na tegenslag opnieuw het juiste pad kiezen, dat kan een mens wel.

In dit gedicht weerklinkt een ontroerend humanitair karakter: de poëet erkent de moeilijkheden van het leven en hoe die de mens op de proef stellen. Hij “vergeeft” als het ware de lezer voor zijn gebreken, toont begrip en troost hem door te zeggen: “Ook al maak je fouten, je bent nog steeds een goed mens.”

Door Simonides’ gedicht op te nemen in zijn werk, poneert Plato hem als een relevant dichter, wiens kunst (en de opvattingen die erin vervat zitten) een debat waardig zijn.