De Slag bij Calama was een veldslag tussen de Romeinen en de Vandalen in de oorlog die bekend staat als de Vandaalse verovering van Noord-Africa. De slag vond plaats in mei 430 in de buurt van de stad Calama.[2] Het Romeinse leger onder aangevoerd door comes Africae Bonifatius probeerde hier de opmars van de Vandalen te stuitten die het jaar daarvoor onder leiding van koning Geiserik de straat van Gibraltar waren overgestoken.[3]

Slag bij Calama
Onderdeel van de Vandaalse verovering van Romeins Afrika
Locatie Calama, Tunesie
Resultaat Vandaalse overwinning
Strijdende partijen
Romeinse Rijk Vandalen
Leiders en commandanten
Bonifatius Geiserik
Troepensterkte
15.000-20.000 15.000-20.000[1]
Verliezen
onbekend, groot onbekend

De opmars van de Vandalen bewerken

De Vandalen begaven zich zonder veel tegenstand ondervonden te hebben richting het gebied waar de belangrijkste steden lagen, de graanschuur van Afrika: Africae Zeugitana. Volgens Possidius, bischop van Calama en ooggetuige, verwoesten de Vandalen onderweg alles wat zij tegenkwamen:

«woedend van wreedheid en barbaarsheid, overstekend naar onze provincies en gebieden, verwoestten ze alles wat ze konden door hun plundering, moord en allerlei martelingen, brandstichtingen en andere ontelbare en onuitsprekelijke misdaden, zonder rekening te houden met geslacht of leeftijd, noch spaarden zij de priesters en mannen van God, noch de ornamenten of vaten van de kerken en de gebouwen..« Possidius, Vita S. Augustini, hoofdstuk 28

De Romeinse defensie bewerken

Begin 430 arriveerde Romeinse generaal Bonifatius in Africa om leiding te geven aan de strijd tegen de Vandaalse invallers. Hij bracht het reguliere veldleger in stelling aangevuld met de expeditiemacht van generaal Sigiswult die na de burgeroorlog van 427-429 in Africa was achtergebleven. Zijn eigen Gotische bucellari vormde het hart van dit leger. Hoe groot dit leger was, is onbekend, maar moet volgens Hughes gelijkwaardig zijn geweest aan dat van Geiserik, anders had Bonifatius de strijd niet aangedurfd.[4] Geiseriks' strijdmacht bestond uit Vandalen en Alanen, aangevuld door een Gotische stam en krijgers van verschillende herkomst[5] en bedroeg 15.000-20.000 strijders.[6]

de veldslag bewerken

Volgens Procopius voerde Bonifatius het leger van de Romeinen aan in de strijd tegen de Vandalen, maar werd hij verslagen en gedwongen te vluchten naar de veiligheid van de muren van Hippo.[7] In het primaire bronnenmateriaal wordt Calama niet genoemd als locatie waar gestreden werd. Wel zijn er sterke vermoedens dat het in de buurt van Calama was, omdat Possidius als ooggetuige hier vandaan naar Hippo vluchtte.

Bonifatius werd in de veldslag door Geiserik overklast omdat deze een betere strateeg was. In al zijn gevechten met de Romeinen eindige Geiserik als overwinnaar, hetgeen uitzonderlijk was, omdat het Romeinse leger tot ver in de vijfde eeuw altijd als bovenliggende partij eindigde. Anderzijds waren troepen van Bonifatius, op zijn eigen bucellari na, niet van dezelfde kwaliteit als Geiseriks' strijders. De Vandalen waren gehard in de strijd, terwijl het leger van de Romeinen divers was samengesteld en niet gewend om als eenheid op te treden. De Romeinen werden uiteindelijk in het nauw gedreven en moesten zich terugtrekken in de versterkte steden. Bonifatius verschanste zich met zijn bucellari in Hippo Regius dat vervolgens door de Vandalen werd belegerd. De nabij gelegen Camala werd door de Vandalen ingenomen en deels verwoest.

Volgens Ian Hughes[8] moet de regering van Ravenna kort daarna dringende hulpoproepen naar Constantinopel hebben gestuurd, zodat de Oost-Romeinse hulp in 431 arriveerde. De situatie was kritiek. Bonifatius werd belegerd bij Hippone en de Vandalen waren daarom feitelijk in het bezit van de graanschuur van West-Rome, en het is zeer waarschijnlijk dat de stad Rome opnieuw met hongersnood te maken kreeg.