Resolutie 1534 Veiligheidsraad Verenigde Naties

resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties

Resolutie 1534 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd unaniem door de VN-Veiligheidsraad aangenomen op 26 maart 2004 en vroeg betere medewerking met het Joegoslavië- en het Rwandatribunaal van de betrokken landen.

Resolutie 1534
Van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties
Datum 26 maart 2004
Nr. vergadering 4935
Code S/RES/1534
Stemming
voor
15
onth.
0
tegen
0
Onderwerp Joegoslaviëtribunaal
Rwandatribunaal
Beslissing Vroeg de betrokken landen om betere medewerking met de tribunalen.
Samenstelling VN-Veiligheidsraad in 2004
Permanente leden
Niet-permanente leden
Vlag van Algerije Algerije · Vlag van Angola Angola · Vlag van Benin Benin · Vlag van Brazilië Brazilië · Vlag van Chili Chili · Vlag van Spanje Spanje · Vlag van Duitsland Duitsland · Vlag van Pakistan Pakistan · Vlag van Filipijnen Filipijnen · Vlag van Roemenië Roemenië
Ratko Mladic tijdens onderhandelingen op de luchthaven van Sarajevo in 1993. Als opperbevelhebber van het Bosnisch-Servische leger werd hij door het Joegoslavië-tribunaal gezocht voor genocide.

Achtergrond bewerken

  Zie Joegoslaviëtribunaal voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
  Zie Rwandatribunaal voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Inhoud bewerken

Waarnemingen bewerken

Met resolutie 1503 waren het Joegoslaviëtribunaal en het Rwandatribunaal gevraagd te zorgen dat al hun werk in 2010 voltooid was. Op 9 oktober 2003 hadden de voorzitters van beide tribunalen hun strategieën in die zin voorgesteld. Daarin waren problemen aangehaald in verband met regionale medewerking en de mogelijkheid dat 2010 niet zou worden gehaald.

Handelingen bewerken

Het was van belang dat personen die door het Joegoslavië-tribunaal waren aangeklaagd werden vervolgd en dus werden vooral Servië en Montenegro, Kroatië, Bosnië en Herzegovina en de Servische Republiek in Bosnië en Herzegovina opgeroepen beter samen te werken met het tribunaal door vooral Radovan Karadžić, Ratko Mladić en Ante Gotovina uit te leveren.

Eveneens was de vervolging van door het Rwanda-tribunaal aangeklaagde personen van belang en werden Rwanda, Kenia, Congo-Kinshasa en Congo-Brazzaville opgeroepen beter mee te werken aan onder meer het onderzoek naar het Rwandese Patriottische Leger en door de uitlevering van Felicien Kabuga en anderen.

De twee tribunalen werden gevraagd alles in het werk te stellen om de onderzoeken tegen eind 2004, de rechtszaken tegen eind 2008 en al hun werk tegen 2010 af te ronden. Ook moesten ze zorgen dat de hoogste verantwoordelijken van misdaden binnen hun jurisdictie door hen berecht werden. Lageren in rang konden worden berecht door nationale rechtbanken.

Verwante resoluties bewerken

Originele werken bij dit onderwerp zijn te vinden op de pagina United Nations Security Council Resolution 1534 op de Engelstalige Wikisource.