Protesten in Tbilisi van 1956

De protesten in Tbilisi op 9 maart 1956 waren protesten van burgers in Tbilisi, destijds hoofdstad van de Georgische Socialistische Sovjetrepubliek in de Sovjet-Unie, die door het Rode Leger hardhandig werden neergeslagen.

Het bloedbad van Tbilisi was een gevolg van de destalinisatie die was ingezet bij het aantreden in 1953 van partijleider Nikita Chroesjtsjov. In februari 1956 schokte Chroesjtsjov op het 20e partijcongres van de Communistische Partij de gedelegeerden door publiekelijk de cultus rond Stalin aan de kaak te stellen. Hij beschuldigde Stalin van massamoorden tijdens de Grote Zuivering. In Georgië leidde dit tot een opstand. Duizenden Georgiërs gingen in protest de straat op, omdat zij zich gekrenkt voelden in hun nationale trots. Stalin was immers van Georgische afkomst geweest. Met name de jongeren, die waren opgegroeid in een samenleving waarin zij hadden geleerd dat de Georgische Stalin onovertrefbaar was, waren geschokt en verontwaardigd door het beleid van Chroesjtsjov.

Enkele dagen voor de derde verjaardag van Stalins dood verzamelden groepen studenten zich bij het grote Stalin-monument op de kade van de Koerarivier. De demonstraties in de hoofdstad leidden tot soortgelijke bijeenkomsten elders in de Georgische Sovjetrepubliek. Op 5 maart - de sterfdag van Stalin - verzamelden duizenden demonstranten zich rond het regeringsgebouw aan de Roestavelilaan, waar zij begeleid door een kakofonie van autoclaxons pro-Stalinistische leuzen riepen. Op 8 maart was het protest van pro-Stalin omgeslagen naar anti-sovjet. Er gingen stemmen op voor herstel van Georgiës onafhankelijkheid van de Sovjet-Unie.

Op 9 maart sloten arbeiders en ambtenaren zich aan bij de demonstrerende studenten. Het leek het er op dat de eisen zouden worden ingewilligd. Vasili Mzjavanadze, destijds leider van de Georgische Communistische Partij, kondigde aan de eisen in overweging te nemen. In werkelijkheid droeg hij de verantwoordelijkheid echter over aan het Rode Leger, dat gewapenderhand ingreep. De demonstranten werden vanuit verschillende gebouwen beschoten en vluchtende studenten werden door tanks en militairen tegenhouden. Naar schatting werden tientallen jongeren gedood en werden er honderden gewond en gearresteerd.

Het bloedbad van Tbilisi is jarenlang een taboe onderwerp geweest. De officiële lezing van de Communistische Partij was dat de opstand door buitenlandse spionnen was geïnitieerd. De bevolking van Georgië was dermate onder de indruk dat de volgende openlijke protesten pas twintig jaar later plaatsvonden.