Parmelia (schip, 1825)

De Parmelia was een bark. Het schip werd in Canada gebouwd en op 3 mei 1825 in Quebec te water gelaten.

Parmelia
Geschiedenis
Werf Sheppard & Campbell – J.Jeffrey
Wolfe's Cove, Quebec
In de vaart genomen 3 mei 1825
Uit de vaart genomen 1 mei 1839
Algemene kenmerken
Type Bark
Lengte 35,90 meter[1]
Brutotonnage 443
Portaal  Portaalicoon   Maritiem
Zie Parmelia (doorverwijspagina) voor andere betekenissen van Parmelia.

In 1827/28 voer de Parmelia voor de Britse Oost-Indische Compagnie naar de Bengalen.

Kapitein James Stirling charterde de Parmelia in 1829 en reisde met de eerste Britse kolonisten naar het westen van Australië om er de kolonie aan de rivier de Swan te stichten.

De Parmelia voer in de eerste helft van de jaren 1830 tweemaal met gevangenen van Engeland naar Nieuw-Zuid-Wales.

Carrière bewerken

De Parmelia werd in Canada gebouwd en er op 3 mei 1825 te water gelaten. Joseph Somes kocht het schip. Hij was directeur van de Britse Oost-Indische Compagnie. In 1826/27 voer de Parmelia onder kapitein John Wimble naar de Bengalen en Madras. Van 19 juni 1827 tot 3 december deed het Calcutta aan, op 18 januari 1828 Fultah, op 30 januari Visakhapatnam en op 30 april Sint Helena. Op 3 juli ging het schip in de rede van Duins terug voor anker.[2]

Eind 1828 charterde James Stirling de Parmelia. De eerste Britse kolonisten reisden aan boord van het schip naar het westen van Australië te varen om er de kolonie aan de rivier de Swan te stichten. De Parmelia voer onder het bevel van kapitein J.H. Luscombe en bereikte Garden Island op 31 mei 1828. Toen een ongeduldige Stirling op 2 juni het schip zelf de Cockburn Sound wilde invaren, liep het op een zandbank vast. De zandbank kreeg later de naam 'Parmelia Bank'.[3] Men slaagde erin het schip terug vlot te krijgen en te herstellen.[1]

Op 23 juli 1832 verliet de Parmelia Engeland als gevangenenschip, met 200 passagiers aan boord en Nieuw-Zuid-Wales als bestemming. Het schip arriveerde er op 16 november datzelfde jaar.[noot 1] De Parmelia maakte nog een tweede reis als gevangenenschip. Het verliet Engeland op 29 oktober 1833 en ging op 2 maart 1834 in Nieuw-Zuid-Wales voor anker.[4]

Op 1 mei 1839 werd de Parmelia in een dok in Engeland door een brand vernietigd.[5]

Passagierslijst 1829 bewerken

Onderstaande mensen scheepten op de Parmelia in om naar de kolonie aan de rivier de Swan te varen:[6]

Naam Opmerking
Kapitein James Stirling Luitenant-gouverneur
Ellen Stirling echtgenote van kapitein Stirling
Andrew Stirling drie jaar oude zoon van kapitein Stirling
Frederick Henry Stirling op zee op 16 april 1829 geboren zoon van kapitein Stirling
George Mangles neef van Ellen Stirling
George Eliot neef en klerk van kapitein Stirling
Thomas Blakey Bediende van kapitein Stirling
Sarah Blakey echtgenote van Thomas Blakey en bediende van kapitein Stirling
John Kelly bediende van kapitein Stirling
Elizabeth Kelly echtgenote van John Kelly en bediende van kapitein Stirling
Peter Brown[noot 2] koloniaal secretaris
Caroline Brown echtgenote van Peter Brown
Macbride Brown zoon van Peter Brown
Ann Brown dochter van Peter Brown
Richard Evans bediende van Peter Brown
Margaret McLeod bediende van Peter Brown
Mary Ann Smith bediende van Peter Brown
John Morgan winkelier
Rebecca Morgan echtgenote van John Morgan
Rebecca Morgan dochter van John Morgan
Ann Skipsey bediende van John Morgan
Mark John Currie RN havenmeester
Jane Currie echtgenote van Currie
Frederick Ludlow bediende van Currie
Mildred ('Kitty') Ludlow echtgenote van Frederick Ludlow en bediende van Currie
Jane Fruin bediende van Currie
John Septimus Roe landmeter-generaal
Matilda Roe echtgenote van John Septimus Roe
Charles Wright bediende van John Septimus Roe
Henry Sutherland hulplandmeter
Ann Sutherland echtgenote van Henry Sutherland
William Sheldon klerk van koloniaal secretaris Brown
James Drummond overheidsbotanicus
Sarah Drummond echtgenote van James Drummond
Thomas Drummond achttien jaar oude zoon van James Drummond
Jane Drummond zestien jaar oude dochter van James Drummond
James Drummond vijftien jaar oude zoon van James Drummond
John Drummond dertien jaar oude zoon van James Drummond
Johnston Drummond negen jaar oude zoon James Drummond
Euphemia Drummond drie jaar oude dochter van James Drummond
Elizabeth Gamble bediende van James Drummond
Charles Simmons arts
Tully Davy[noot 3] hulparts
Jane Davy echtgenote van Tully Davy
Jessie Jane Davy[noot 3] acht jaar oude dochter van Tully Davy
Joseph Davy zes jaar oude zoon van Tully Davy
Henry Davy vier jaar oude zoon van Tully Davy
Edward Davy twee jaar oude zoon van Tully Davy
Emily Rose Davy twee maanden oude dochter van Tully Davy
James Elliott bediende van Tully Davy
Patrick Murphy bediende van Tully Davy
Alex Fandom Kuiper
Mary Fandom echtgenote van Alex Fandom
William Hokin[noot 4] metser
Mary Hokin echtgenote van William Hokin
William Hokin veertien jaar oude zoon van William Hokin
John Hokin twaalf jaar oude zoon van William Hokin
Mary Hokin tien jaar oude dochter van William Hokin
Thomas Hokin acht jaar oude zoon van William Hokin
David Hokin vijf jaar oude zoon van William Hokin
Charles Hokin twee jaar oude zoon van WIlliam Hokin
Thomas Davis smid
Catherine Davis echtgenote van Thomas Davis
John Davis drie jaar oude zoon van Thomas Davis
Charlotte Davis twee jaar oude dochter van Thomas Davis
John Davis dertien jaar oude neef van Thomas Davis
James Smith scheepsbouwer
Sarah Smith echtgenote van James Smith
James Moore bediende
— Cameron overheidsmarinier
John Ferguson overheidstimmerman
John McKail draaier
Thomas Welch marinier
Stephen Knight timmerman
John Hall schilder