Paragoge
Een paragoge, epithese of achtervoeging is een toevoeging van een klinker of lettergreep aan het einde van een woord. Wanneer dit aan het begin of in het midden van een woord gebeurt, spreekt men van een prosthesis of epenthesis.
Diachronische paragoge
bewerkenParagoge heeft zich met name veel voorgedaan in de historische ontwikkeling van het Italiaans. Zowel na een klinker als na een medeklinker werden klanken toegevoegd:
- David → David(d)e
- amò ‘beminde’ → amoe
- fu ‘was’ → fue
- sum ‘ik ben’ → sono
Stijlfiguur
bewerkenParagoge wordt in proza en poëzie soms, zij het zelden, toegepast voor het benaderen van spreektaal of ter wille van het rijm of het metrum.
- En wat wilde-n-ie?
- Dat is mijnt.
- Romen (= Rome)[1]
In sommige talen kunnen bepaalde medeklinkers niet aan het einde van een woord voorkomen. Wanneer een leenwoord toch op zo'n medeklinker eindigt, wordt het door middel van paragoge aangepast. Zo werd het Engelse woord rack in het Fins räkki en in het Japans rakku. Evenzo werd het aan het Arabisch ontleende woord araq ‘levenswater’ in het Nieuwgrieks raki.
Verwante begrippen
bewerkenExterne links
bewerken- Lemma Paragoge in het Algemeen Letterkundig Lexicon, G.J. van Bork, D. Delabastita, H. van Gorp, P.J. Verkruijsse en G.J. Vis, 2012, geraadpleegd op 2 juni 2021.
- Ton den Boon, Stijlfiguren, Sdu, 2001, blz. 118
- Paul Claes & Eric Hulsens, Groot retorisch woordenboek, Vantilt, 2015, blz. 25 (als achtervoeging)
- ↑ Prosper van Langendonck, Hannibal