Spreektaal is een vorm van informeel taalgebruik, en is het tegenovergestelde van schrijftaal. Vaak bevat spreektaal dialectwoorden, woorden uit een sociolect of uitingen die bij een streek horen (regiolect).

Het woordgebruik en de stijl in spreektaal zijn anders dan in de geschreven taal. Bijvoorbeeld: het woord sedert wordt vooral gebruikt in schrijftaal, in de spreektaal zegt men over het algemeen sinds. De lijdende vorm wordt zelden gebruikt; de constructie "Deze ziekte kan opgelopen worden" bijvoorbeeld zal in spreektaal eerder zijn: "Deze ziekte kun je oplopen". Grammaticaal is spreektaal meestal 'vrijer' dan schrijftaal. Wat in schrijftaal een stijl- of grammaticafout is, wordt in spreektaal wel gebruikt. Veel taalwijzigingen manifesteren zich het eerst in de spreektaal, als een brede kring die spreektaal accepteert, kan het in de schrijftaal doordringen. Voor historisch taalonderzoek vormt dit een probleem omdat spreektaal nauwelijks is opgetekend. Hierdoor is het vaak onduidelijk of een taalontwikkeling daadwerkelijk nieuw is of al lang als spreektaal bestond.

Voorbeeld bewerken

Nederland bewerken

Een voorbeeld van Nederlandse spreektaal:

  • Hé sufkont, waarom be-j't aan't reparere, as je weet da-je n'et toch later weer gaat slope?

Vlaanderen bewerken

Een voorbeeld van Vlaamse spreektaal:

  • É, denkde gij dà kik nen onnozelaar zèn of wà, ik ga de polies/polisie/flikke bell'n è !
  • Gij moe nie denke da gij daar zomaar vanaf komt!
  • Kzin kik toch eigenlik wel ne jitn beer é !
  • Chzin toch ne strrraffe keireil é ?!

Zie ook bewerken