Overleg:Heerlijkheid Bleiswijk
Hoe vallen de heren (en vrouwen) uit dit artikel te rijmen met de informatie uit de inventaris van het archief van de Heerlijkheid Bleiswijk ( http://www.gahetna.nl/collectie/archief/ead/index/eadid/3.19.09/node/c01%3A0.c02%3A0.c03%3A0./open/c01:0.c02:0.c03:0.#c01:3. ) of met de grafelijke leenregisters? Tussen 1447 en 1558 wordt er niemand beleend en de heerlijkheid wordt in 1558 verkocht aan Joost van Bronkhorst; ik zie dan ook niet in hoe zijn voorouders er dan al vóór 1558 heerlijke rechten kunnen hebben gehad? Notum-sit (overleg) 30 okt 2012 23:57 (CET)
- Tekst uit het boek "De oudste Kronieken en beschrijving van Rotterdam en Schielant" door: J.H.W.Unger en Mr. W.Bezemer (1895)
- (bl.77), als hy stierf; hy hadde gekoght de heerleyckheyt Gijssenburgh in den jare 1446, hy stierf sonder kinderen, soodat sijn broeder wert heer van Weena. Hy Heer Jan, broeder van heer Jacob, was heer van Bleysweyck,etc., ridder. Hy stierf in den jaere 1448 sonder kinderen. Heer Gerrit van Weena, synen broeder, heere van Bleysweyck, etc., stierf oock sonder kinderen in den jaere 1452. Hier volgen sijn twee susters: Vrouwe Weyntien van Weena was getrouwt met heer Jan van Boukhorst, was hooghheemraet van Schielant van den jaere 1488 tot 1491. Vrouwe Gillisken van Weena was vrouwe van Bleysweyck ende was getrouwt 1426 met heer Willem van Bronckhorst, ende van deesen tijt af is de heerleyckheyt van Bleysweyck door houweleyck aen het geslacht van de heeren Bronckhorst gebleven. Sy sterft in 't jaer 1447, naerlatende eenen soon. Heer Jacob van Bronckhorst was heere van Bleysweyck.etc., hy stierf in den jaere 1440 ende liet naer eenen soon, mede genaemt heer Jacob van Bronckhorst, heere van
- (bl.78) Bleysweyck, leefde in den jaere 1446. Hy hadde een soon heer Gijsbrecht van Bronckhorst,
- Heer Joost van Bronckhorst was ridder en heeft de goederen en heerleyckheyt van Bleysweyck van de heeren van de Reeckenkamer van Hollant wederom vrygekoght, die aengeslagen waeren, ende is also wederom halsheer van Bleysweyck worden. Heer Joost voorseyt was ridder, jonghsten soon van heer Willem ende jonger broeder van heer Andries; hy was heer van Bleysweyck, reeckenmeester in den Haghe, ambachtsheer van Werckendam, woonde daernaer in den Briel 1554. Hy hadde by vrouw Ida Ruychrocks heer Willemsdochter vier zonen ende twee dochters; de heer Willem was deecken van Oostvoren by den Briel; heer Gijsbert van Bronckhorst hadde twee vrouwen, de eerste juffrouw Adriana van Duyvenvoorden, suster van de heer van Warmont, de tweede vrouwe was juffrouwe Emerentia van Vliet, heer Huybertsdochter, sy sterft sonder kinderen;
Er zijn meerdere bronnen dan gahetna. m.v.g. Henk Obee (overleg) 31 okt 2012 08:31 (CET)
- Ja, er zijn meer bronnen, maar ze zijn allerminst gelijkwaardig. En daarom ga ik al jouw rommel uit dit artikel verwijderen. Gegevens uit een kroniek die direct worden tegengesproken door beleningen en niet ondersteund zijn door andere beleningen of andere stukken, kun je niet zomaar als de waarheid opnemen in een encyclopdie. Met vriendelijke groet, Notum-sit (overleg) 31 okt 2012 09:53 (CET)
Me dunkt dan een gemeentearchivaris van Rotterdam er wel iets van af zou weten.....Als deze mans Kronieken niet voor waar worden aangenomen .............In de beleningen zijn eerder hiaten gevonden .....
Levensbericht van J.H.W. Unger, Archivaris van Rotterdam. (geb. 22 Juni 1861; † 9 April 1904.)
uit: https://www.dbnl.org/tekst/_jaa003190401_01/_jaa003190401_01_0024.php
Krachtens het voorschrift der Gemeentewet, dat den Secretaris tot den verantwoordelijken bewaarder maakt van het gemeentelijk archief, heb ik gedurende ruim 19 jaren het voorrecht gehad, Unger naast mij aan den arbeid te zien; gedurende al dien tijd is onze verhouding geweest van den aangenaamsten aard en zij is dat gebleven ook nadat de hierarchische band tusschen ons was verbroken, zij is dat gebleven tot de kwaal, waaraan hij sinds lang lijdende was, hem aan de zijnen heeft ontrukt, nog vóór dat hij de volle middaghoogte des levens had bereikt. Daarom voldoe ik gaarne aan de uitnoodiging, om hier enkele gegevens nopens zijn leven en zijn werken op te teekenen, zoo beknopt als de Maatschappij der Nederl. Letterkunde dat verlangt, hoewel ik moet vooropstellen, dat ik, bij de eigenaardige verhouding, waarin wij tot elkander hebben gestaan, niet alle zijden zijner persoonlijkheid, bepaaldelijk niet zijn wezen in intiemen kring, nòch zijn optreden tegenover ondergeschikten heb leeren kennen. Wel weet ik uit eigen ervaring, dat geen moeite hem te veel was, waar het gold voor laatstbedoelden een lotsverbetering te verkrijgen en dat niets hem grooter genoegen deed, dan zulke voorstellen aangenomen te zien.
Johan Hendrik Willem Unger werd te 's-Gravenhage geboren op den 22sten Juni 1861. Volgens de familieoverlevering is zijn betovergrootvader daar uit Neuwied gekomen, al wijst de naam, die trouwens naar de waarde der hollandsche letterteekens wordt uitgesproken, op hongaarschen oorsprong. Diens afstammelingen hebben zich opgewerkt in de kleine nijverheid. De grootvader dreef eene bloeiende banketbakkerij, waarin ook de vader, ofschoon zijn neigingen reeds in een geheel andere richting lagen, bukkende voor den ouderlijken wil als deelgenoot werkzaam is geweest. De vader stierf echter zeer jong, reeds in 1864. De moeder Thérèse Pabst, stamt uit eene familie, die geslachten lang aan den lageren hofdienst der Oranjes verbonden is geweest; haar vader was zilverbewaarder bij Prins Frederik. Bij dezen grootvader van moeders zijde, wonende in het paleis van dien Prins, nam de jonge weduwe met haar zoontje, eenigen tijd na den dood van den vader, haar intrek. In het paleis aan het Korte Voorhout en de Prinsessegracht heeft dus de latere archivaris zijn eerste indrukken ontvangen en zijne schooljaren doorgebracht. Die omgeving is van beslissenden invloed geweest op zijn ontwikkeling. De toon die er heerschte, de schatten die er bewaard werden louterden.