Middenstandspartij

politieke partij in Nederland

De Middenstandspartij was de naam van een tweetal typische Nederlandse belangenpartijen. De eerste bestond tussen 1918 en 1921 en de tweede van 1947 tot circa 1966. De partijen zetten zich in voor de rechten en belangen van, zoals het werd genoemd, 'het volksdeel in de Nederlandse samenleving, hetwelk geklemd is tussen bezittende klasse en proletariaat'; de zogenoemde middenstanders. De eerste Middenstandspartij had vooral een sterke aanhang in de gemeente Amsterdam en tweede was meer landelijk actief.

Middenstandspartij 1918-1921 bewerken

De partij richtte zich bij uitstek op de belangen van de middenstand. Zij keerde zich tegen staatsbemoeienis, ambtenarij en bureaucratie. Op economisch gebied stond zij een liberale politiek voor, zowel nationaal als internationaal.

Specifieke programmapunten waren onder meer: belastingheffing naar draagkracht, snel en goedkoop recht, steun en erkenning van middenstandsorganisaties, gelijkstelling van middenstanders met arbeiders bij de ouderenzorg, lagere kosten voor defensie en versterking van de band tussen Nederland en de koloniën.

De enige vertegenwoordiger van de Middenstandspartij was de Amsterdammer Abraham Staalman, die actief was in Nederlandse Bond van koffiehuis- en restauranthouders en slijters. Tot 1921 maakte hij deel uit van de Neutrale fractie onder leiding van Treub. In 1921 ging de Middenstandspartij op in 'de Vrijheidsbond'. Staalman nam in 1922 en 1925 met Ter Hall namens die partij deel aan de Tweede-Kamerverkiezingen met een afzonderlijke lijst.

De Middenstandspartij kreeg in 1918 ruim 12.500 stemmen, waarvan bijna een kwart in Amsterdam. In Amsterdam was de Middenstandspartij tussen 1919 en 1921 met één zetel in de raad vertegenwoordigd.

Staalman richtte in 1929 de Middenpartij voor Stad en Land op die in zich in 1930 in twee groepen splitste die beiden onder deze naam opereerden. Tot 1933 was de partij met één zetel in de Tweede Kamer vertegenwoordigd door Floris Vos.

Middenstandspartij 1947-1966 bewerken

Eind 1947 werd de partij opgericht en enige relatie tot de voorganger is onbekend. Onder partijvoorzitter A. Th. van Engh behaalde de partij bij de Tweede Kamerverkiezingen 1948 in totaal 40.949 stemmen (0,83%) wat onvoldoende was voor een zetel. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1949 werd alleen een zetel in Arnhem behaald en bij de Provinciale Statenverkiezingen 1950 behaalde de Middenstandspartij zetels in Noord-Brabant en Zeeland. Van Engh vertrok dat jaar en J.A.A. Toussaint volgde hem op. De partijnaam werd veranderd in Middenstandspartij voor Handel, Industrie, Ambacht, Land- en Tuinbouw en de partij bracht de periodiek De Middenstandskrant uit. In het programma voor de Tweede Kamerverkiezingen 1952 verbreedde de partij zich en zette zich ook in voor verruiming van de kieswet en nauwe banden met Nederlands Nieuw-Guinea, Suriname en de Nederlandse Antillen. De partij behaalde geen zetel en met 25.108 stemmen (0.47%) was het resultaat aanzienlijk minder dan in 1948. Alleen in Zeeland deed de partij het goed. Hierna kwijnde de partij weg en behaalde in 1954 alleen nog één zetel in de Provinciale Staten van Groningen die het vier jaar later weer verloor. Aan de Tweede Kamerverkiezingen 1956 deed de partij mee in een coalitie van kleine conservatieve en extreem-rechtse partijen onder de naam Nederlandse Oppositie Unie. Voor de gemeenteraads- en Provinciale Statenverkiezingen in 1966 werd voor het laatst van de partij vernomen in een alliantie met de Boerenpartij.[1]