Matthias Grünewald

Duits kunstschilder
(Doorverwezen vanaf Mathias Grünewald)

Matthias Grünewald (Würzburg, ca. 1475/80 - Halle, 1528) werd geboren als Mathis Gothart Nithart (of Neithart). Hij staat ook bekend onder de naam "Matthaeus von Aschaffenburg en Meiser Matthis. Hij was de belangrijkste exponent van de laatgotische schildertraditie, samen met Albrecht Dürer.

Grünewalds Johannes de Evangelist. Lang werd aangenomen dat dit een zelfportret was.

Zijn eerste gedateerde schilderij is de Bespotting van Christus uit 1503 (nu in de Alte Pinakothek, München). "Meister Mathis" werd voor het eerst vastgelegd in 1505 toen hij de opdracht kreeg om het grafschrift van Johann Reitzmann, predikant van de collegiale kerk van Aschaffenburg, te maken. Grünewald was naast schilder ook waterbouwkundig technicus en wordt in dit verband voor het eerst genoemd in 1510 toen hij naar Bingen werd geroepen om een fontein te repareren.

Het Isenheimer altaarstuk (gesloten)

Zijn bekendste werk is het Isenheimer altaarstuk, een veelluik voor het vleugelaltaar. Het wordt thans bewaard in het Unterlinden-museum in Colmar, en trekt jaarlijks duizenden bezoekers. Hij bracht het meesterstuk tot stand tussen 1511 en 1517, in het destijds gegoede Antonieterklooster van Isenheim, nabij Colmar, in opdracht van de preceptor Guido Guersi.

Van ca. 1516 tot 1526 werkte Grünewald voor kardinaal Albrecht von Brandenburg, aartsbisschop van Mainz. Mogelijk werd hij ontslagen vanwege zijn deelname aan de Duitse Boerenoorlog. Hij overleed aan de pest in augustus 1528 te Halle.

Zowel rond de geboorte van Grünewald, als zijn jeugd, zijn opleiding en zijn werken zelf heerst dusdanige discussie, dat de kunsthistorici Hans Naumann[1] en Hans Haug[2] er, sinds 1930, "Das Grünewald-Problem" van maakten.

Reflexie in andere kunst bewerken

Grünewald staat centraal in de opera Mathis der Maler van Paul Hindemith (1938) en het altaar van Isenheim speelt een belangrijke rol in de roman Zwarte schuur van Oek de Jong (2019). Hij is het hoofdpersonage in romans van de schrijvers Natalie Beer[3] en Erik Neutsch[4].

Literatuur bewerken

  • Wilhelm Fraenger: Matthias Grünewald. Verlag C.H. Beck, München 1983.
  • Reiner Marquard: Mathias Grünewald und der Isenheimer Altar. Calwer Verag, Stuttgart 1996.
  • Ewald Maria Vetter: Grünewald. Die Altäre in Frankfurt, Isenheim, Aschaffenburg und ihre Ikonographie. Anton H. Konrad Verlag, Weißenhorn 2009.
  • Horst Ziermann, Erika Beissel: Matthias Grünewald. Prestel Verlag, München/London/New York 2001.

Externe links bewerken

Zie de categorie Matthias Grünewald van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.