Jan ten Holt

Nederlands waterbouwkundige

Jan ten Holt (Ouderkerk aan den IJssel, 1747 - Ouderkerk aan den IJssel, 1816[1]) was een Nederlands waterbouwkundige en stadsarchitect te Kampen. Zijn geboorteplaats en -jaar zijn onduidelijk. Er is geen geboorteakte bekend. Ook wordt als geboorteplaats Schiedam genoemd.

Aanstelling in Kampen

bewerken

Bij resolutie van schepenen en raden van de stad Kampen van 29 januari 1773 werd een zeer gedetailleerde instructie voor de stadsarchitect vastgesteld. De eerste stadsarchitect of fabrieksmeester die op deze voorwaarden werd aangesteld, was Jan ten Holt, afkomstig uit Ouderkerk aan de IJssel. Dit gebeurde bij resolutie van 11 maart 1773. Hij zou tot 1789 in functie blijven. Voor zo’n leidinggevende positie moet hij een man met ervaring zijn geweest. Kennelijk is hij voor zijn nieuwe baan naar Kampen verhuisd. Dit blijkt uit het lidmatenboek van de Nederlandse Hervormde kerk, waarin staat dat hij kort vóór Kerstmis 1773 samen met zijn vrouw Anna-tje Hoogendijk als lidmaat is aangenomen. Vermoedelijk zijn ze in 1792 gescheiden: in dat jaar vertrok Anna-tje naar Amsterdam. Zijn tweede vrouw heette Catherina/Cornelia Hoefhamer. Op 13 juli 1794 werd hun dochter Hendrikien gedoopt. Zij zal niet lang hebben geleefd, althans op 2 mei 1798 werd er een tweede Hendrikien ten Holt gedoopt. Helaas, op 30 mei 1798 werd er een kind van Jan begraven in de Buitenkerk. Hun derde kind heette Adriana. Na het overlijden van Cornelia in 1805 trouwde Ten Holt op 31 juli 1805 in de gereformeerde kerk te Kampen met Berentje/Berendiena Neijman uit Lochem, weduwe van Jan Schaddenhorst. Als voogden voor Adriana werden op 25 juli 1805 benoemd Roelof Schaddenhorst en Dirk Boterenbrood. Jan verhuisde uiteindelijk terug naar zijn geboorteplaats Ouderkerk aan de IJssel en is daar volgens de burgerlijke stand in 1814 overleden.

De waaiersluis

bewerken

Het probleem met de Staphorster sluis

bewerken
 
Schema van een Waaiersluis, 1) omloopriool 2) afsluiter 3) omloopriool 4) waaierkas-/kelder 5) grote deur (6/5 x kleine deur) 6) kleine deur

De scheepvaartsluis te Zwartsluis,de Staphorster Sluis, tevens uitwateringssluis, zat in de dam die het Meppelerdiep afsloot van het Zwarte Water. Er werd alleen geschut wanneer er water vanuit het Zwarte Water het Meppelerdiep in wilde stromen. In regenrijke perioden was de stroomsnelheid in deze nauwe sluis zo groot dat scheepvaart niet of nauwelijks mogelijk was. Daarom ontstond rond 1775 het idee om naast de schutsluis een afsluitbare opening in de dam te maken. Dit afsluiten zou moeten gebeuren wanneer het water naar binnen stroomde. De toen beschikbare afsluitmiddelen waren hiervoor niet geschikt. De sluisbouwer Cornelis Redelykheid vroeg aan de stadsarchitecten van Zwolle en Kampen om over dit probleem mee na te denken. Zij kwamen allebei met een ontwerp. Jan ten Holt diende een ontwerp in van en waaiersluis met een tweetal waaierdeuren. Zo'n systeem was nieuw en nog nergens toegepast. Zijn Zwolse collega Derk Swens stelde een tweetal toldeuren voor. Een toldeur draait evenals een draaideur om een verticale as. De as zit iets uit het midden van de deur. De breedten ter weerszijden van de as verhouden zich gewoonlijk als 5:6. Bij een toldeur is, in tegenstelling tot een waaierdeur, een vergrendeling nodig. Daarom is de waaierdeur lager dan ook veel vaker toegepast dan de toldeur. Hieronder staat de tekening van het ontwerp van Jan ten Holt. Op de waaier zat een cirkelvormige heugel (een getande boog), waardoor de deur via een rondsel (klein tandrad) in beweging kon worden gebracht. Ten Holt noemde zijn deur een tegenhouder of trekdeur.

Cornelis Redelijkheid achtte de beide ingediende oplossingen onvoldoende doordacht. Hij stelde voor de gebruikelijke puntdeuren in één van de sluishoofden te voorzien van brede openingen, met schuiven afsluitbaar. Deze deuren staan dan gewoonlijk dicht, met de schuiven in opgetrokken stand voor het lozen van het water van het Meppelerdiep op het Zwarte Water. In geval van schutten worden de openingen gesloten en kan met het schutten worden begonnen. Dit systeem was ooit uitgevonden door Simon Stevin of zijn zoon Hendrik. Waarschijnlijk was Redelykheid daarvan op de hoogte. Zijn eigenvoorstel werd uitgevoerd.

Ten Holts uitvinding betwist

bewerken

Het nationale waterstaatsbeheer kwam in 1798 tot stand. In het begin van de 19de eeuw gaven twee inspecteurs-generaal leiding aan de waterstaatswerken in ons land: Jan Blanken in het zuiden, Adriaan Goudriaan in het noorden van ons land. Jan Blanken beweerde dat de waaierdeur door hem was uitgevonden. Hij gaf in 1808 (als eerste) een boekje uit over dit afsluitmiddel. Goudriaan bestreed Blankens bewering en stelde dat Blanken het idee van hem had gestolen. In een gepubliceerd antwoord trachtte Blanken dat te weerleggen. Hij paste nog in hetzelfde jaar de waaierdeur toe in de Benschoppersluis in de provincie Utrecht. De proeflocatie werd bezocht door Koning Lodewijk Napoleon. In een latere publicatie erkende Goudriaan, na de ontdekking van Jan ten Holts ontwerp voor de Staphorster sluis, dat noch hijzelf, noch Blanken de echte uitvinder van de waaierdeur was geweest, maar wel degelijk Jan ten Holt.

De stadsbrug van Kampen[2]

bewerken
 
Stadsbrug bij Kampen, ontworpen door Jan ten Holt, foto van rond 1885 gefotografeerd vanaf de stadszijde

In 1784 ontwierp Ten Holt een nieuwe IJsselbrug bij Kampen omdat de oude niet meer voldeed. Die was te onderhoudsgevoelig geworden. De nieuw ontworpen brug had zeven vaste jukken en een aantal losse steunjukken, die via voetplaten op de rivierbodem rustten. De galgen waren verdwenen. Aan IJsselmuiderzijde werd de toegang gevormd door twee stenen sokkels met leeuwen, die schilden met het wapen en de stadskleuren van Kampen omklemden. De brugval bestond uit twee klappen op 2,5 m vanaf de kade.

In 1872 werd besloten tot de bouw van een ijzeren brug als vervanging van de brug van Ten Holt. Die brug werd ontworpen door N.H. Nierstrasz.