Jan de ijzersterke

sprookje

Jan de ijzersterke is een sprookje uit Limburg.

Het verhaal bewerken

Leeswaarschuwing: Onderstaande tekst bevat details over de inhoud of de afloop van het verhaal.

Jan heeft vierentwintig jaar voor de keizer gewerkt en heeft slechts zeven batsen en een half brood overgehouden aan zijn dienst. Hij ontmoet twee bedelaars die hem om een aalmoes vragen en hij deelt zijn brood in drieën. Hij weet niet dat de bedelaars Sint Pieter en Onze Lieve Heer zijn. Na een tijdje ontmoet hij weer twee mannen en hij deelt zijn part opnieuw in drieën. En na een half uur gebeurt het nogmaals, maar hij heeft geen brood meer. Jan geeft al zijn geld aan de mannen en hij hoort dat hij beloond zal worden met een ransel. Alles wat hij wenst, zit in deze ransel. Hij kan alles ook weg wensen.

In de stad zoekt Jan naar een plek in de herberg en hij komt in een spookkasteel terecht. Hij vindt een fles wijn en drinkt hier van. Dan hoort Jan een stem vanuit de schouw en hij geeft toestemming naar beneden te vallen. Er valt een been, daarna een romp en een doodskop volgt. Het geraamte staat voor Jan en wil een schop en een lamp. Jan moet hem volgen en ze komen bij de keldertrap, waar het spook de lamp steeds uitblaast. Jan steekt met lucifers keer op keer de lamp aan en ze graven een kuil. Ze vinden drie potten met goud, zilver en kopergeld. Jan krijgt het goud, omdat hij zo goed is geweest. Het zilver is voor missen en het koper voor de armen. Jan brengt de schatten naar hun bestemming, maar bij elk bezoek blaast het spook de lamp uit. Jan is rijk en woont in zijn kasteel. Hij rust onder een vijgenboom als er een klein zwart duiveltje naar beneden komt. Hij komt Jan halen en Jan wenst hem in de zak.

Jan begint met een knuppel te slaan en het duiveltje kan naar de hel ontsnappen. Lucifer komt zelf op Jan af en komt ook in de zak. Alle duivels komen dan op Jan af en komen allen in de ransel terecht. Na een pak slaag, vluchten ze naar de hel terug. Jan sterft na een tijdje toch en komt bij de poort van de hemel. Sint Pieter doet open en hoort dat Jan vierentwintig jaar gediend heeft voor de keizer. Hij hoort dan dat hij daarvoor niet met kousen en schoenen de hemel binnen mag. Jan wenst Sint Pieter dan in de zak en die weet niet wat hem overkomt. Jan vraagt opnieuw toestemming en samen lopen ze de hemelpoort door.

Achtergronden bewerken