Gebruiker:Zomerklokje/Spinoza


wikipedia-pagina: Baruch Spinoza

Spinoza
Het 'Haagse portret' van Spinoza (Haags Gemeentemuseum), een kopie van het anonieme, postume portret uit circa 1700 dat zich in de Herzog August Bibliothek in Wolfenbüttel bevindt.[1]
Persoonsgegevens
Naam Benedictus de Spinoza
Baruch (de) Espinoza
Bento de Espinoza
Geboren Amsterdam, 24 november 1632
Overleden Den Haag, 21 februari 1677
Land Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Functie Filosoof
Oriënterende gegevens
Stroming Rationalisme
Spinozisme
Pantheïsme
Monisme
Handtekening Handtekening
Portaal  Portaalicoon   Filosofie

Laatste zin van de Ethica: Sed omnia praeclara tam difficilia quam rara sunt.

Leven bewerken

Afkomst bewerken

  • Spaans/Portugese joden op de vlucht voor de Spaanse Inquisitie.[2]
  • Abraham de Spinoza; de naam (E)spinoza[3]
    • Bevond zich in 1596 in Nantes, waar hij een belangrijke rol speelde in de joodse gemeenschap.
    • Zo'n twintig jaar later kwam hij naar Amsterdam. In 1616 woonde hij aan de Houtgracht.[4]

Isaac Espinoza, de grootvader van Baruch, was waarschijnlijk begin jaren 1590 samen met zijn broer Abraham en hun zus Sara naar Nantes gevlucht. Zo'n twintig jaar later trokken ze verder noordwaarts, naar Holland. Terwijl Abraham zich in of kort voor 1616 in Amsterdam, aan de Houtgracht, vestigde, belandde Isaac in Rotterdam, waar hij in 1627 overleed.[5]

Michael (ca. 1587/88 – 1649), de zoon van Isaac, kwam rond 1623 naar Amsterdam, mogelijk op uitnodiging van zijn oom Abraham, die hem met zijn dochter Rachel liet trouwen. Michael en Rachel kregen twee kinderen die geen van beiden levensvatbaar waren. Rachel overleed op 21 februari 1627.[6] Michael hertrouwde kort erna met Hanna Deborah Senior, de moeder van Spinosa.[7]

Intussen was Michael (al dan niet officieel) de handelspartner van zijn oom Abraham geworden. Hierover kreeg Michael later, na de dood van Abraham in 1637, onenigheid met Abrahams zoon Jacob.[8]

Jeugd bewerken

 
De Houtgracht (het latere Waterlooplein) rond 1867, Stadsarchief Amsterdam. In een van de huizen links woonde Spinoza. Aan de rechterkade, op Vlooienburg, bevonden zich de synagoge en de school van de gemeenschap Beth Jacob.[9] Op de achtergrond de 19e-eeuwse Mozes en Aäronkerk.

Volgens een van zijn eerste biografen werd Spinoza geboren op 24 november 1632, maar er bestaan geen officiële documenten die dit bevestigen. Er is vroeger wel gedacht dat zijn geboortehuis op Vlooienburg stond, op de plek van de Stopera, maar omdat hij behoorde tot de vrij welgestelde Sefardische Joden uit Spanje en Portugal, is het waarschijnlijker dat hij aan de overkant van de Houtgracht is geboren, aan de kade die destijds ook wel Zwanenburgwal werd genoemd. In de zijstraten van Vlooienburg woonden vooral de minder welgestelde Asjkenazim, die de Jodenvervolgingen in Duitsland en Polen waren ontvlucht.[10]

  • 1638 Baruch bezoekt Ets Haim. (Bron: inschrijving van Isaac en Baruch - Baruch's naam is doorgestreept; afb: Spinozaweb)
  • xxx
  • xxx
  • xxx
  • xxx
  • xxx
  • xxx
  • xxx
  • xxx
  • xxx
  • xxx

1646: In het familiebedrijf bewerken

 
De Amsterdamse beurs bij de Dam in de tijd van Spinoza (Emanuel de Witte, De binnenplaats van de beurs in Amsterdam, 1653, museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam)
  • v.a. c1646 in de zaak (Spinozaweb)
  • 1649 Isaac overlijdt

Tijdens de Eerste Engelse Oorlog verloor Michael diverse koopvaarders - onder andere met olijfolie - door oorlogshandelingen en piraterij van Engelsen, Barbarijers en zelfs Nederlanders.[11]

  • 1653 Esther overlijdt
  • 1654 Michael overlijdt; Baruch en Gabriel nemen de zaak (en de schulden) over
  • In 1654 is de oorlog met Engelsen voorbij, maar het bedrijf zit in de schulden.
  • xxx
  • xxx
  • xxx
  • xxx
  • xxx
  • xxx

Er zijn enkele officiële documenten bewaard gebleven, waarin verslag wordt gedaan van het conflict dat Spinoza, als vertegenwoordiger van het familiebedrijf, in april en mei 1655 had met de gebroeders Antonio, Gabriel en Isaack Alvares, Portugees-Joodse immigranten uit Parijs die in juwelen handelden. Omdat Antonio 500 gulden schuldig was aan Spinoza en hij zijn belofte om snel te betalen steeds maar niet nakwam, liet Spinoza hem gijzelen in de herberg "De Vier Hollanders". Antonio nodigde Spinoza uit om de zaak op te lossen, maar toen hij gearriveerd was gaf Alvares hem – volgens de 17e-eeuwse bron zonder enige aanleiding – een vuistslag op het hoofd. Het overleg ging toch door en ze kwamen tot een soort regeling. Nadat Spinoza geld was gaan halen om de kosten voor de gijzeling te betalen, werd hij voor de herberg opgewacht door Antonio's oudere broer Gabriel, die hem hardhandig de hoed van het hoofd sloeg. Gabriel raapte de hoed op, gooide hem in de goot en trapte erop. Uiteindelijk beloofde Antonio zijn schulden aan Spinoza te voldoen en zelfs de hoed te vergoeden. Antonio bleef hem echter aan het lijntje houden en het is niet bekend of hij ooit over de brug is gekomen.[12]

1654: Ontluikende ideeën bewerken

 
Kast met boeken in het Spinozahuis in Rijnsburg.
 
Spinoza in levensgevaar, te Amsterdam. Een van de mythes is de overval op Spinoza bij de oude Portugese synagoge. Op de afbeelding staat de nieuwe synagoge, die pas in 1675 in gebruik werd genomen. Uit Historie der Joden, vervolg op Flavius Josephus, 1784.

studie na school:

In een Yeshiva heeft Spinoza waarschijnlijk les gekregen van de rabbijn Saul Levi Morteira, een orthodoxe leraar die streng in de leer was en zijn leerlingen introduceerde tot het werk van Maimonides en anderen. Anderzijds kende hij ook Menasseh Ben Israel, die een meer de messianistische, mystieke kant van het Jodendom vertegenwoordigde. Spinoza was getuige van de aanvaringen tussen deze twee totaal verschillende karakters en besefte dat er ook binnen het Jodendom verschillende stromingen en ideeën bestonden (Delmedigo, kabbala).[zie ook de pre-Adamiet Isaac La Peyrère][13]

Spinoza's verplichtingen als koopman werkten op twee manieren als een katalysator op zijn ontluikende filosofie [radicale ideeën]. Ten eerste maakte hij op de beurs kennis met nieuwe werelden en ideeën, bijvoorbeeld van de Hollandse vrijdenkers (vaak mennonieten). Ook de naam van Descartes zal daar vaak genoemd zijn, zowel door voorstanders als tegenstanders van zijn filosofie.[14]

Ten tweede versterkten zijn handelsactiviteiten zijn onvrede over het materialistische leven en het ijdele najagen van geld en gewin. Hij raakte er steeds meer van overtuigd dat hij op zoek moest gaan naar een waarheid die uitsteeg boven het alledaagse. En hij wist dat hij dat grotendeels op eigen kracht zou moeten doen.[15]

Maar als hij verder wilde studeren en kennis wilde maken met klassieke en moderne denkers, moest hij eerst Latijn leren, en dan het liefst buiten de grenzen van de Joodse gemeenschap, waarmee hij na de dood van zijn vader steeds minder contact had. Waarschijnlijk is hij zo in contact gekomen met Franciscus van den Enden, een vrijdenker en privéleraar Latijn, die aan het Singel woonde, aan de andere kant van de stad, ver weg van de Houtgracht. Wanneer hij zijn eerste lessen van Van den Enden kreeg, is niet bekend, maar waarschijnlijk in 1654 of 1655, dus kort voor zijn verstoting uit de Joodse gemeenschap, hoewel sommige historici het op circa 1657 houden (maar dat zou dan wel erg kort voor zijn vertrek naar Leiden zijn geweest).[16]

Van den Enden, die een persoonlijke geloofsbeleving zonder kerk propageerde en daarom later in zijn leven als atheïst bekendstond, wordt vaak beschouwd als de drijvende kracht en grote inspirator van Spinoza's denkbeelden. En ook al wordt zijn rol soms overdreven (Spinoza was in deze periode al bezig zijn radicale ideeën te ontwikkelen), Van den Enden heeft hem zeker geïntroduceerd tot een hele boekenkast van klassieke schrijvers, moderne filosofen (Erasmus, Montaigne, Bacon) en politieke denkers (Macchiavelli, Hobbes, Hugo de Groot). Verder was het huis van Van den Enden een ontmoetingsplek van allerlei mensen die er meer of minder radicale ideeën op nahielden [Collegianten][17]

Uit Spinoza's geschriften blijkt dat hij het werk van Terentius, de Romeinse blijspeldichter, door en door kende. Dit gaat waarschijnlijk ook terug tot deze periode, want Van den Enden liet – zoals veel andere leraren Latijn – zijn studenten toneelstukken opvoeren (Andria en Eunuchus in 1657) om hun houding/retorische gebaren en de uitspraak van hun Latijn te oefenen. [Aanval?][18]

1656: Verstoting bewerken

 
Jan de Beijer, Houtgracht met de Zuidertoren op de achtergrond, 1757, Stadsarchief Amsterdam. Rechts van het hoekhuis (met de Joodse groentemarkt) bevond zich vanaf 1639 de eerste gezamenlijke synagoge, waar op 27 juli 1656 de ḥerem tegen Spinoza werd uitgesproken. Dit was de voorloper van de Portugees-Israëlietische Synagoge uit 1675.[9] Links, op Vlooienburg, twee Asjkenazim.
 
De Portugese tekst van de banvloek door de Portugees-Joodse gemeente van Amsterdam, 27 juli 1656, 6 Av 5416.

Op 27 juli 1656 werd in de synagoge aan de Houtgracht de ḥerem tegen "Baruch espinoza" uitgesproken waarmee hij uit de Joodse gemeenschap werd verstoten. De Portugese tekst bestond uit drie delen: na de aanklacht waarin Spinoza werd beschuldigd van más opinioins e obras (verderfelijke ideeën en handelingen), volgde zijn verstoting en vervloeking met teksten uit de Thora. Tot slot kregen de leden van de gemeenschap de waarschuwing dat ze bij Spinoza uit de buurt moesten blijven en geen zaken met hem mochten doen. Overigens werd de verstoting niet uitgesproken door de rabbijnen maar door de wereldlijke leiders, de parnassim, zoals in de Amsterdamse gemeenschap gebruikelijk was.[19] Spinoza is waarschijnlijk niet zelf bij de uitspraak aanwezig geweest.[20]

De ongebruikelijke felheid van de formuleringen kan niet alleen veroorzaakt zijn door Spinoza's verwaarlozen van de Joodse wetten en zijn omgang met Hollandse vrijdenkers – dat deden er meer, en die mochten na een afkoelingsperiode meestal weer terugkeren. Waarschijnlijk waren er twee belangrijke oorzaken die tot zijn verstoting hebben geleid en die samenhangen met de dubbele beschuldiging van zijn horrendas heregias (gruwelijke ketterijen) en ynormes obras (vreselijke daden).[21]

Het laatste lijkt te verwijzen naar zijn kunstgreep om van de schulden af te komen die hij van zijn vader had geërfd, en zo de beschikking te krijgen over het geld dat zijn moeder hem had nagelaten. Hij had hiervoor een beroep gedaan op een Hollandse wet die bedoeld was om minderjarigen te beschermen. Omdat Spinoza nog net geen 23 jaar was, kon hij zich tot wees laten verklaren en hoefde hij de erfenis van zijn vader niet te accepteren. De Joodse leiders zullen hier woedend over geweest zijn, omdat hij zijn problemen binnen de gemeenschap had moeten oplossen, die hem bovendien niet meer als minderjarig beschouwde. Verder bracht hij de Joodse gemeenschap in diskrediet en gaf hij ze de reputatie onbetrouwbaar in financiële zaken te zijn.[22]

De "gruwelijke ketterijen" moeten wel slaan op zijn denkbeelden, die in deze tijd begonnen te rijpen en die hij in de jaren erna verder zou uitwerken. Deze ideeën, die hij kennelijk ook in het openbaar uitsprak, kwamen erop neer dat hij de Thora zag als mensenwerk, dat de ziel niet onsterfelijk was en dat het Joodse volk niet een unieke, door God uitverkoren natie was, maar het in de oudheid toevallig even getroffen had.[maar dat het ontstaan van het land Israël in de oudheid een kwestie van toeval en geluk was geweest.] In 1659 deed een lid van de Spaanse Inquisitie verslag van een gesprek dat hij eind 1658 met Spinoza en Prado in Amsterdam had gehad en dat deze lezing lijkt te bevestigen. Ze zouden hem verteld hebben dat ze vanwege hun ideeën over God, de ziel en de wet uit de Joodse gemeenschap waren verstoten omdat ze "het punt van atheïsme [hadden] bereikt".[23]

Waarschijnlijk was de ḥerem ook bedoeld om een voorbeeld te stellen en de eenheid van een gemeenschap die volgens Joodse tradities leefde, te bewaren. Dit was precies het beeld dat ze wilden uitstralen aan hun protestantse gastheer, de stad Amsterdam. Ze beseften dat hun vrijheid en veiligheid alleen gegarandeerd waren als ze geen aanstoot gaven of onrust veroorzaakten met onderlinge conflicten. Ze gaven met de ḥerem tegen Spinoza het signaal af dat ze een stabiele gemeenschap vormden die oproerkraaiers onder de duim hield, zeker iemand als Spinoza, die ook door de christenen als een ketter zou worden gezien.[24]

1657: Eerste filosofische werken bewerken

Het vertrek uit de Joodse gemeenschap was voor Spinoza eerder een bevrijding dan een straf. Voorafgaand aan de ḥerem hadden de rabbijnen en de parnassim geprobeerd hem te kalmeren[binnenboord te houden], maar Spinoza heeft naar het schijnt welbewust op een breuk aangestuurd en met een uitdagende houding de ḥerem uitgelokt. Hij wilde niet voor de lieve vrede de schijn ophouden. Zijn levensdoel was het zoeken naar de waarheid.[25]

  • Spinoza wordt lenzenslijper.
  • v.a. ca 1657 werkt hij aan Tractatus de intellectus emendatione en Korte Verhandeling...
  • Vrienden bij collegianten
  • Hij verlaat Amsterdam in 1660 of 1661.

1661: Rijnsburg bewerken

  • In 1661 woont Spinoza in Rijnsburg (Spinozalaan 29). (Bron: Briefwisseling met Henry Oldenburg (ca. 1618-1677), secretaris van de Royal Society in Londen.)

1663: Voorburg bewerken

 
De Haagse Trekvliet met in de verte Hofwijck, de buitenplaats waar Christiaan Huygens vaak verbleef. Een paar honderd meter verderop woonde Spinoza in het huis van de schilder Tydeman aan de Kerkstraat in Voorburg. (Anonieme tekening, 18e eeuw, Haags Gemeentearchief)
 
Barend Graat, Portret van een man, misschien Spinoza, 1666[26]
  • 1663 Zijn werk circuleert onder vrienden; bron: briefwisseling met Simon de Vries
  • De kerk van Voorburg
  • Publicatie over Descartes
  • 1664 contact met Robert Boyle en Christiaan Huygens (over optica) (Spinozaweb)
  • (1664?) jan-maart 1665 correspondeert in Schiedam met de Dordtse graanhandelaar Willem van Blijenbergh[27]
  • 1665 "werkt aan de bijbel" (bron: Brief aan Oldenburg)

[1665: Predikantenconflict in Voorburg]

Vanwege voortdurende verwijten van atheïsme, die Spinoza fel bestreed (geholpen door zijn vriend Burchard de Volder[28]), besloot hij in de herfst van 1665 de filosofie (Ethica) tijdelijk in te ruilen voor theologie en politiek en zijn tractaat waar hij waarschijnlijk al eerder aan bezig was, verder uit te werken tot een pleidooi voor vrijheid.[29]

Hoewel ze allebei streefden naar een "ware vrijheid", was Spinoza democratischer dan de (noodgedwongen) pragmatische en oligarchische De Witt.[30]

 
Brief van Spinoza aan Leibniz (9 november 1671)

1669: Den Haag bewerken

eind 1669 of begin 1670 naar Den Haag - eerst Stille Veerkade bij hospita weduwe Van der Werve, later geinterviewd door Colerus - mei 1671 naar Paviljoensgracht in huis bij schilder vd Spyck, vh. huis van Van Goyen; lutheranen onder elkaar - dagelijks leven[31]

1670 Tractatus Theologico-politicus - anoniem gepubliceerd, maar het was vrijwel meteen voor iedereen duidelijk dat Spinoza de auteur was; in de zomer komen de reacties[32]

begin 1671 Van Velthuysen beschuldigt Spinoza van atheïsme; eerste reactie van Spinoza

1672 Rampjaar; Indirect speelde Spinoza een rol bij de val van de gebroeders De Witt. Johan de Witt werd namelijk verweten dat hij persoonlijk toestemming had gegeven voor de publicatie van Spinoza's "atheïstische" Politiek-filosofisch Traktaat. "Ultimi barbari" (bron: Herinnering Leibniz uit 1676)[33]

Na de wetsverzetting door Willem III en het einde van de Ware Vrijheid werden aan de universiteiten de geleerden die de filosofie van Descartes verspreidden, grotendeels vervangen door aanhangers/geestverwanten van de streng religieuze Voetius; conflict Voetius en Cartesianen (volgers van Cocceius) laait op. Door deze omslag in het intellectuele klimaat zagen de gematigde Cartesianen, die net als Spinoza vonden dat de Bijbel wetenschappelijk – oftewel op basis van de filosofie – geïnterpreteerd moest worden, zich genoodzaakt om zich tegen Spinoza af te zetten. Want juist omdat hun standpunten deels overeenkwamen met die van Spinoza, wilden ze extra goed duidelijk maken dat ze géén Spinozisten waren.(Meyer = radicaal (p. 359-360))[34]

Op 23 juni 1672 werd Utrecht bezet door Franse troepen. De Fransen zouden er tot november 1673 blijven. Gedurende die tijd werd de stad bestuurd door Stouppe, een scherpe criticus van Spinoza die vreemd genoeg door diezelfde Stouppe in juli-augustus 1673 hartelijk werd ontvangen. Spinoza ontmoette er bovendien geleerde tegenstanders met wie hij vruchtbare gesprekken voerde over filosofie. Hoewel de meningsverschillen bleven bestaan, kregen ze kennelijk respect voor elkaar, nu ze elkaar in levenden lijve hadden ontmoet. Dit valt tenminste op te maken uit de bewaard gebleven correspondentie. De precieze reden waarom Spinoza naar Utrecht is gegaan blijft onduidelijk. Het was in ieder geval een waagstuk, want zoals te verwachten was werd hij bij terugkeer in Den Haag door menigeen beschuldigd van spionage en verraad.[(vrijgeleiden) (bron: vroege biografen & hospes).][35]

1673/1674 Den Haag; Uitnodiging Heidelberg afgewezen[36]

Andere correspondenten: Leibniz

1675: de Ethica bewerken

Juli 1675 - voltooiing van de Ethica nadert en Spinoza begint de publicatie voor te bereiden.[37]

november 1676 Bezoek van Leibniz (die het verhaal over 1672 van Spinoza zelf hoorde)[38]

Politiek Traktaat[39]

21 februari 1677: overlijdt op de Paviljoensgracht 72-74 - arts Georg Hermann Schuller, die als medicijnenstudent Spinoza in Leiden had leren kennen. 25 februari begraven op het kerkhof bij de Nieuwe Kerk. Volgens de wens van Spinoza werd zijn schrijftafel met de manuscripten van zijn werken naar Rieuwertsz in Amsterdam gestuurd. In december publicatie van Opera Posthuma en de Nederlandse vertaling De nagelate schriften.[40]

Werk bewerken

"De Verhandeling over de verbetering van het verstand": Spinoza onderzoekt hoe men ware kennis kan verwerven. Gepubliceerd in 1677 in de Opera Posthuma.[41]
Latijnse titel: Tractatus de Deo et homine ejusque felicitate
De Nederlandse vertaling van deze verhandeling werd ontdekt na(?) 1852 en voor het eerst vijftien jaar later gepubliceerd. De oorspronkelijke tekst die in het Latijn was geschreven, is verloren gegaan. Veel in het werk is nog aan Descartes ontleend.[42]
"Filosofische grondbeginselen van Descartes": deze tekst is ontstaan uit de lessen die Spinoza gaf aan zijn leerling Johannes Casearius.[43]
[alternatieve titel: Renati Des Cartes Principia Philosophiae]
Over de theorie van het zijn en zijn verschijningswijzen, God, diens attributen en de menselijke ziel.[44]
"Theologisch-politiek traktaat": met deze tekst toont Spinoza aan dat de vrijheid van filosoferen een onmisbaar onderdeel is voor de vrede in de staat. Hij gaat in op profetie en wonderen; God spreekt door de profeet en profetie ontleent haar gezag aan het gegeven dat zij door God is geïnspireerd. De profeet bewijst dus niet, maar beweert: hij eist de waarheid voor zich op, zonder deze te ondersteunen met een bewijs. Hij gaat in op de onmogelijkheid van een adequate Bijbelinterpretatie en de scheiding van filosofie en theologie en sluit het traktaat af met een betoog voor de geleidelijke invoering van de democratie.[45]
Aan dit werk heeft Spinoza de laatste twee jaren van zijn leven besteed. Sprak hij in het Theologisch-politiek traktaat nog over het maatschappelijk contract, nu vervangt hij dat door passies, belangen en instellingen.[46]
Het werk waarvan Spinoza rond 1665 al een groot deel voltooid had. Die jonge Ethica, door Spinoza eerder aangeduid als Mijn Filosofie, bestond toen nog uit drie delen.[47] Op het moment van publicatie waren dat er vijf geworden. Spinoza geeft vanuit enkele axioma's een monistische metafysica aan, verklaart de werking van de geest en de aandoeningen en toont de weg naar de ultieme gelukzaligheid.[48]
Veel van Spinoza's briefwisselingen over zijn filosofie, werk en leven zijn bewaard gebleven. In veel van deze brieven legt hij moeilijke onderwerpen in zijn filosofie uit.
Behandelt de grammatica van het Hebreeuws en vergelijkt deze met het Latijn.[49]
Postume uitgave van ongepubliceerde werken, verzorgd door vrienden van Spinoza. Er verscheen gelijktijdig een Nederlandse vertaling met als titel Nagelate Schriften.[50]

Literatuur bewerken

  • (fr) /(nl) Méchoulan, Henry, 1990, Amsterdam au temps de Spinoza. Argent et liberté, Parijs, Presses Universitaires de France; vertaald als: Amsterdam ten tijde van Spinoza. Geld & vrijheid, 1992, Amsterdam, De Arbeiderspers
  • (en) /(nl) Israel, Jonathan, 1995, The Dutch Republic: Its Rise, Greatness and Fall, 1477–1806, Oxford University Press; vertaald als: De Republiek, 1477-1806, 1996, Franeker, uitgeverij Van Wijnen
  • (nl) Panhuysen, Luc, 2005, De ware vrijheid. De levens van Johan en Cornelis de Witt, Uitgeverij Atlas
  • (en) Nadler, Steven, 2018, Spinoza. A life. Second edition, Cambridge University Press
  • (nl) Buuren, Maarten van, 2016, Spinoza. Vijf wegen naar de vrijheid, Amsterdam, Ambo/Anthos
  • (nl) Buuren, Maarten van, 2017, De essentie van Spinoza's Ethica, in: Spinoza. Ethica. Vertaald, toegelicht en samengevat door Maarten van Buuren, Amsterdam, Ambo/Anthos, p. 353-456
  • (nl) Buuren, Maarten van, 2019, Spinoza. Zijn filosofie in vijftig sleutelwoorden, Amsterdam, Ambo/Anthos

Noten bewerken

Portretten Spinoza bewerken

Houtgracht bewerken

Voorburg - Hofwijck bewerken

  1. Zie website KB