Gebruiker:OEMPER/Kladblok

Rudolf Wega

Rudolf ook Dolf Wega van Amstelveen, in zijn eeuw Dolf, is een vijfjarige jongen die zich bij een experiment met een tijdmachine (een "materie-smelter") als vrijwilliger aanmeldt. Hij wil in de middeleeuwen een gewapend conflict in het Franse Montgivray bijwonen waarover hij in een strip heeft gelezen en laat zich hiervoor naar de dertiende eeuw flitsen. Door een foute berekening komt hij terecht bij de stad Speyer (Spiers) in Duitsland. Omdat hij niet meer teruggeflitst kan worden sluit hij zich daar aan bij de massamoorden, die op dat moment toevallig er zijn, en weet met behulp van zijn eenentwintigste-eeuwse kennis veel kinderen naar een ondergang te leiden. Deze kruistocht wordt geleid door de herdersjongen Nicolaas, die "door God is uitverkoren" een heilig kinderleger naar Jeruzalem te leiden. Daarom zijn de kinderen onderweg naar Genua, waar Nicolaas de zee zal doen splijten, zoals Mozes dat gedaan had, en de kinderen zullen over de zeebodem naar het Heilige Land trekken, "waar de Saracenen voor hun onschuld zullen vluchten".

Dolf weet Nicolaas, die wordt bijgestaan door de monniken Dom Anselmus en Dom Johannes, te overreden de organisatie anders aan te pakken. Zo voert Dolf een zekere organisatiegraad in, en weet een roodvonkepidemie ('de scharlaken dood') binnen de perken te houden. Hij redt de kinderen in Rottweil van de hongerdood en leidt de harde overtocht over de Alpen in goede banen. Op een gegeven moment maakt en gebruikt hij buskruit om met een list een deel van de kruisvaarders bij de graaf van Scharnitz te bevrijden (buskruit was toen nog niet bekend in Europa). Het gebruik van die kennis leidt echter ook tot beschuldigingen van hekserij en ketterij. Nicolaas ziet Dolf als een bedreiging voor zijn eigen leiderschap en Dom Anselmus wantrouwt de jongen, die net iets te intelligent is en niet in het sprookje over de ontzetting van Jeruzalem wil geloven. Anselmus en Dolf worden al snel tegenstanders.

In een volksgericht wordt Dolf door de hulp van zijn vrienden vrijgesproken. Dom Anselmus is duidelijk een onbetrouwbare priester, maar wát er met hem mis is, weet Dolf niet precies.

Wanneer de kinderkruistocht bij Genua is aangekomen biecht Dom Johannes, de tweede monnik, het plan aan Dolf op. Hij heeft berouw gekregen en kan niet aanzien wat er zal gebeuren. Het plan is namelijk dat aan de teleurgestelde kinderen, voor wie de zee uiteraard niet zal splijten, schepen worden aangeboden, die hen "naar het Heilige Land zouden voeren". De ware bestemming is echter de slavenmarkt van Noord-Afrika, waar de kinderen als slaaf zullen worden verkocht. Deze truc is in Frankrijk al een keer met succes uitgehaald. In ruil voor de kinderen, zullen Dom Anselmus en Dom Johannes rijkelijk beloond worden.

Dolf licht de kinderen in en Anselmus wordt ontmaskerd. De kinderen lynchen de nepmonnik. Nu is het de vraag waar ze naartoe moeten. De meeste kinderen trekken dieper Italië in, een stuk of duizend van hen gaan onder leiding van Dom Johannes naar Duitsland terug. Maar Italië is een schiereiland, een doodlopende weg. Steeds meer kinderen verlaten de nu snel slinkende groep om zich in Toscane of Umbrië te vestigen. Nog eenmaal redt Dolf de kinderen, dit keer van de graaf van Trasimeno. Ten slotte bereikt de groep Bari en Brindisi. Daar ontdekt Dolf dat zijn familie hem zoekt, en hij weet terug te keren naar zijn eigen tijd