Gebruiker:JorisEnter/Kladblok/Artikel 120 van de Nederlandse Grondwet
Artikel 120 van de Nederlandse Grondwet verbiedt de rechter om in Nederland geldende wetten en verdragen te toetsen aan de Grondwet; dit is het zogeheten toetsingsverbod. Het artikel bepaalt:
Wetsartikel Artikel 120 | ||
---|---|---|
Land | ![]() | |
Wet | Grondwet | |
Hoofdstuk | 6 (Rechtspraak) | |
Artikel | 120 | |
Citaat | De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen. | |
Datum | 2 maart 1983 |
De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen.
Geschiedenis
bewerkenHet toetsingsverbod in de praktijk
bewerkenHet Nederlandse staatsbestel is een constitutionele monarchie met ministeriële verantwoordelijkheid en een parlementair stelsel, gebaseerd op de beginselen van de democratische rechtsstaat en de garantie dat grondrechten van burgers worden gerespecteerd. De regels voor de constitutie zijn opgenomen in het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, de Grondwet en in zogenaamde organieke wetten zoals de Gemeentewet, de Comptabiliteitswet 2016 en de Wet op de Raad van State. De Staten-Generaal en de regering als wetgevende macht (artikel 81 van de Grondwet) toetsen bij de totstandkoming van wet- en regelgeving of voorgenomen bepalingen niet strijdig zijn met grondrechten.[1] Hetzelfde geldt voor de uitvoer van wet- en regelgeving in algemene zin. Wat betreft de uitvoer in individuele gevallen toetst de rechter of wetten en verdragen juist zijn toegepast in de specifieke zaak die voor de rechter is gebracht.[2]
De Nederlandse rechter mag regels van nationale wetgeving niet aan de Grondwet toetsen; dit verbod is opgenomen in artikel 120 van de Grondwet, dat luidt:
- "De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen."
De formulering van deze bepaling komt uit de Grondwet van 1953 (artikel 60), maar werd pas met de Grondwet van 1983 een zelfstandig artikel. De achterliggende opvatting gaat terug op de Grondwet van 1848, waarin stond dat wetten onschendbaar zijn. De reden is dat een wet geacht werd het "unanieme gevoelen van de koning en de twee kamers van de Staten-Generaal", ofwel de volksvertegenwoordiging uit te drukken, en dat aan de wet de interpretatie van de grondwet moet worden gelaten, "die niets anders is dan de zindelijke toepassing van de artikelen van de grondwet van het koninkrijk", zoals de grondwetscommissie het destijds uitdrukte. De volksvertegenwoordiging, die als enig orgaan in Nederland beslist over de formele wetten, kreeg dus als enige de staatsrechtelijke bevoegdheid en taak, hoogste uitlegger van de Grondwet te zijn.[3] Derhalve komt toetsing van formele wetten aan de Grondwet in Nederland alleen toe aan de formele wetgever (regering, Tweede Kamer en Eerste Kamer der Staten-Generaal).[4]
In de praktijk gebeurt dat bij het ontwerpen van een concept-wettekst door de ambtenaren van het betreffende ministerie, of door de wetgevingsjuristen van een Tweede Kamerfractie. Zij beoordelen of de tekst mogelijk strijdig is met de Grondwet of internationale verdragen. Verdere toetsing vindt bij de behandeling van een wetsvoorstel in de Tweede en Eerste Kamer plaats. Er gaan stemmen op een vaste Tweede Kamercommissie voor constitutionele zaken te formeren.[5] Deze zou er voor kunnen zorgen dat inzichtelijk en zichtbaar wordt dat wetten in de Nederlandse democratie door de wetgever op hun grondwettelijkheid worden getoetst, in plaats van door de rechter.[a] Hoogleraar staats- en bestuursrecht Wim Voermans poneerde in 2016 op een symposium over dit onderwerp, dat een dergelijke Kamercommissie op verzoek van Tweede Kamerleden onderzoek zou kunnen doen naar de grondwettelijke aspecten van een wetsvoorstel.
Nederland is met haar verbod voor constitutionele toetsing door de rechter een uitzondering in Europa, waar veel staten zijn die voorheen op autoritaire wijze werden geregeerd, wat betekende dat wetten daar voorheen door één persoon konden worden uitgevaardigd.[6] Na de omwenteling naar een democratie in deze landen, wilde men een zekerheidsventiel inbouwen en toetsing aan de constitutie niet alleen aan de wetgever overlaten, maar aan een constitutioneel hof.
Regelgeving van andere instanties dan de formele wetgever, zoals koninklijke besluiten, algemene maatregelen van bestuur en verordeningen van provincies, waterschappen, gemeenten en andere bestuurlijke lichamen, mag wèl door de rechter aan de Grondwet, Statuut en rechtsbeginselen worden getoetst. Daarnaast mag de rechter, beter gezegd móét de rechter, de wet toetsen aan een ieder verbindende bepalingen van internationale verdragen (art. 94 van de Grondwet).
Jurisprudentie
bewerkenDe Nederlandse Hoge Raad heeft het toetsingsverbod streng uitgelegd: de rechter mag de wet niet toetsen aan de Grondwet (1868), maar evenmin aan het Statuut voor het Koninkrijk.[7] Verder verbiedt het toetsingsverbod, te toetsen of formele wetten volgens de door de Grondwet voorgeschreven procedure tot stand zijn gekomen.[8] Slechts bij hoge uitzondering dient strikte toepassing van een wet achterwege te blijven.
Dit is in het bestuursrecht het geval wanneer die toepassing anders in onaanvaardbare mate in strijd zou komen met een of meer beginselen van behoorlijk bestuur.[9]
In de uitspraak van 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:772[10] bevestigde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de bestendige rechtspraak:[11]
9.8. In de rechtspraak is de reikwijdte van het toetsingsverbod sinds het Harmonisatiewetarrest niet gewijzigd of beperkt. Dit blijkt onder meer uit de arresten van de Hoge Raad van 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3679 (Bosentan) en 18 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:729 (Binnenvaartschip), de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2622, en de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 29 maart 2022, ECLI:NL:CBB:2022:134.
9.9. De (grond)wetgever buigt zich op dit moment over de vraag of het toetsingsverbod in zijn huidige vorm gehandhaafd moet blijven (zie Kamerstukken II, 2021/22, 35 925-VII, nr. 169. ). Tot welk resultaat dit zal leiden, zal de toekomst uitwijzen. De Afdeling acht het niet aangewezen de gedachtevorming door de (grond)wetgever te doorkruisen door het toetsingsverbod nu anders uit te leggen dan voorheen. Dit betekent dat er bij de huidige stand van de rechtsontwikkeling onvoldoende aanleiding is om het toetsingsverbod anders uit te leggen dan tot nu toe in de jurisprudentie is gedaan.
9.10. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het toetsingsverbod er bij de huidige stand van de rechtsontwikkeling aan in de weg staat dat een (bepaling uit een) wet in formele zin wordt getoetst aan algemene rechtsbeginselen en (ander) ongeschreven recht. [...]
— opmaak toegevoegd
Wanneer de Raad van State de regering adviseert over een wetsvoorstel, zal de Raad zich er wel over uitlaten als hij meent dat het voorgelegde voorstel in strijd met de Grondwet is; dit is dus een vorm van "preventieve toetsing", ook al is het oordeel van de Raad van State niet bindend.[12] Wel bindend voor de wetgever is, dat voorgenomen nationale wetgeving niet in strijd mag zijn met de Grondwet en internationale verdragen.[2]
In een uitspraak van 8 maart 2023 beriep de Rechtbank Den Haag zich mede op tradities.[13]
Samenhang met andere delen van de Grondwet
bewerkenKritiek
bewerkenVoorstellen tot wijziging
bewerkenAangezien D66 en GroenLinks vinden dat er al bij het wetgevingstraject, maar ook in de rechtspraak, te weinig rekening gehouden wordt met de sociale grondrechten, de mensenrechtenverdragen en milieu- en emancipatie-effecten van regelgeving, dringen zij er op aan een toetsingsrecht aan de Grondwet en het Statuut van het Koninkrijk in te voeren in de rechtspraak. Voor een burgerlijke partij zou het daardoor mogelijk worden de Nederlandse wetgeving door de Nederlandse rechter te laten toetsen en middels jurisprudentie te laten corrigeren.[14]
Bij D66 is dit al sinds het ontstaan van de partij een speerpunt van het beleid, bij GroenLinks is het standpunt met name uitgedragen sinds 2002, toen Femke Halsema het Wetsvoorstel-Halsema constitutionele toetsing indiende. Dit wetsvoorstel beoogde een wijziging van de Grondwet die uitzonderingen op artikel 120 mogelijk zou maken. Daardoor zou beperkte rechterlijke toetsing van Nederlandse formele wetten aan de Grondwet mogelijk worden. Het betrof dan met name toetsing aan grondwetsartikelen die te maken hebben met klassieke grondrechten: afweerrechten, gelijkheidsrechten en participatierechten. Het wetsvoorstel werd in eerste lezing door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen, maar in 2018 ingetrokken omdat de tweede lezing te lang op zich had laten wachten.
Verschillende politieke partijen pleiten voor het wijzigen of afschaffen van artikel 120 om constitutionele toetsing mogelijk te maken, vaak in combinatie met de invoering van een constitutioneel hof.[15][16][17] Hierop bestaat als kritiek dat beslissingen over een wet dan teveel in handen van onafhankelijke deskundigen kan komen te liggen terwijl juist ook de discussie over normen, waarden en morele kwesties bij de volksvertegenwoordiging hoort te liggen. Rechters worden niet gekozen en zouden zo politieke macht krijgen.[18] Oprichten van een apart constitutioneel hof schiet volgens critici zijn doel voorbij.[19]
- ↑ Aldus in 2016 de staatsrecht- en Grondwetwoordvoerder van de VVD in de Tweede Kamer, Joost Taverne. Volgens Taverne staat grondwettelijke toetsing van wetten nu nog onvoldoende op het netvlies van Kamerleden.
- ↑ Grondrechten. Hoge Raad der Nederlanden. Geraadpleegd op 20 mei 2023.
- ↑ a b Chébti, Mariam. Jubileumsbundel Hoge Raad - Het Wetenschappelijk Bureau. De Hoge Raad der Nederlanden - Boom, "Rechterlijke toetsing aan een ieder verbindende internationale verdragsbepalingen".
- ↑ Persdienst Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties., Eerste stap naar constitutionele toetsing door de rechter gezet.. www.rijksoverheid.nl (1 juli 2022). Geraadpleegd op 24 januari 2024.
- ↑ Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Kamerbrief over hoofdlijnen constitutionele toetsing - Kamerstuk. www.rijksoverheid.nl (1 juli 2022). Geraadpleegd op 24 januari 2024.
- ↑ Persdienst Raad voor de Rechtspraak, Grondwettelijke toetsing wetten nog onvoldoende op netvlies Kamerleden. Kamercommissie zou wetten moeten toetsen aan Grondwet.. rechtspraak.nl. Raad voor de Rechtspraak (3 juni 2016). Geraadpleegd op 19 april 2018.
- ↑ Zoals Duitsland, Italië, Griekenland, Spanje, Portugal en later de zogenaamde Oostbloklanden.
- ↑ HR 14 april 1989, ECLI:NL:HR:1989:AD5725, NJ 1989, 469 (Harmonisatiewet-arrest).
- ↑ HR 27 januari 1961, ECLI:NL:HR:1961:AG2059, NJ 1963, 248 (Van den Bergh/Staat der Nederlanden).
- ↑ Doorbraak-arresten: HR 12 april 1978, ECLI:NL:HR:1978:AC2432, NJ 1979, 533.; HR 12 april 1978, ECLI:NL:HR:1978:AX3264, BNB 1978, 135.; HR 12 april 1978, ECLI:NL:HR:1978:AM4447, BNB 1978, 137.;
- ↑ zie ook ECLI:NL:RVS:2023:852
- ↑ Raad van State 1 maart 2023, 202006816/1/A2, ECLI:NL:RVS:2023:772.
- ↑ Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Brief aan de minister voor Rechtsbescherming met een zienswijze over de invoering van constitutionele toetsing. (22 april 2022). Geraadpleegd op 30 maart 2023.
- ↑ Rechtbank Den Haag 8 maart 2023, C/09/609916 / HA ZA 21-321, ECLI:NL:RBDHA:2023:2657.
- ↑ Prof. mr. Janneke Gerards, Rechterlijke grondwetstoetsing: voorwaarden voor succes (position paper)
- ↑ Mebius, Francisca (2021). Schrapping artikel 120 GW: iedereen is om, behalve de VVD. Advocatenblad 2021 (9): 10-14. Geraadpleegd op 30 maart 2023.
- ↑ Analyse partijstandpunten bestuurlijke vernieuwing. parlement.com (2021). Gearchiveerd op 25 maart 2023. Geraadpleegd op 30 maart 2023.
- ↑ Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Rechtsbescherming, Brief van de aan de (Voorzitter van de) Tweede Kamer der Staten-Generaal. Kamerstukken II, 2021/22, 35 925-VII, nr. 169 (1 juli 2022).
- ↑ Promovendus in staatsrecht kritisch op plannen Omtzigt (NSC). nos.nl (12 november 2023). Geraadpleegd op 25 januari 2024.
- ↑ Prof. mr. Aalt Willem Heringa, NSC, Omtzigt en het constitutionele hof - Nederlandse Grondwet. www.denederlandsegrondwet.nl. Geraadpleegd op 25 januari 2024.
- Aerts, Remieg (2018). Thorbecke wil het. Biografie van een staatsman. Prometheus, Amsterdam. ISBN 9789035144798.
- Artikel 120 - Toetsingsverbod In: Hirsch Ballin, Ernst; Janse de Jonge, Eric; Leenknegt, Gertjan (ed.). Uitleg van de Grondwet. BoomJuridisch, Den Haag. ISBN 9789462909496.
- Bovend'Eert, Paul (2023). Commentaar op artikel 120 grondwet. In: Bovend'Eert, Paul (ed.). Tekst & Commentaar Grondwet en Statuut. Wolters Kluwer, Deventer. ISBN 9789013170269.
- Elzinga, D.J., De Lange, R., Hoogers, H.G. (2014). Van der Pot. Handboek van het Nederlandse staatsrecht. Kluwer, Deventer. ISBN 9789013126464.
- Artikel 120. Toetsingsverbod wetten en verdragen: constitutionele toetsing: tussen symboolpolitiek en rechtsbescherming. In: Ellian, Afshin; Rijpkema, Bastiaan (ed.). Een nieuw commentaar op de Grondwet. Boom, Amsterdam, pp. 483-496. ISBN 9789024435548.
- Heringa, A.W., van der Velde, J., Verhey, L.F.M., van der Woude, W. (2018). Staatsrecht. Wolters Kluwer, Deventer. ISBN 9789013146172.
- Staatscommissie parlementair stelsel (2018). Lage drempels, hoge dijken. Democratie en rechtsstaat in balans. Eindrapport van de staatscommissie parlementair stelsel. Boom, Amsterdam. ISBN 9789024426690.
- Uzman, Jerfi (2013). Constitutionele remedies bij schending van grondrechten. Over effectieve rechtsbescherming, rechterlijk abstineren en de dialoog tussen rechter en wetgever. Kluwer, Deventer. ISBN 9789013120592.
- Voermans, Wim (2023). Onze constitutie. De geschreven en ongeschreven regels van het Nederlandse staatsbestel. Prometheus, Amsterdam.