Gebruiker:Gpvos/Biep/Wilsvrijheid Bijbels beschouwd

Deze bijdrage van Gebruiker:Biep heb ik onder mijn eigen gebruikersnaamruimte geparkeerd omdat er wel materiaal tussen zit dat in wikipedia bruikbaar is, zij het niet direkt in deze vorm. – gpvos (overleg) 10 sep 2006 16:42 (CEST)

Wilsvrijheid is het bestaan van een vrije wil (zie aldaar voor een wijsgerige discussie).

Binnen de Christelijke theologie neemt de menselijke wilsvrijheid een belangrijke plaats in.

  • Enerzijds als fundament van de leer: zonder wilsvrijheid is er geen verantwoordelijkheid, zonder verantwoordelijkheid geen schuld, en zonder schuld geen noodzaak van verlossing.
  • Anderzijds als probleem: hoe kan Gods vrijmacht samengaan met menselijke wilsvrijheid?

Het is dus theologisch van het grootste belang te weten wat er zoal in de Bijbel staat over de vrije wil. Op die vraag wil dit artikel een antwoord geven - het is niet meer of minder dan een collectie van de passages die hierover spreken. De vraag naar de waarheid van de Bijbelse boodschap komt hier dus niet aan de orde. De informatie is met toestemming samengevat uit de Verzenverzameling [[1]]

God stelt de mens op de proef bewerken

Dit feit is een aanwijzing dat de wil vrij is; anders zou dit testen voor een alwetend God niet zinvol zijn. (In de aanwezigheid van wilsvrijheid is de vraag wat iemand zou doen als.. onterecht. Die vraag heeft alleen een antwoord als de wil niet vrij is; bij een vrije wil bestaat slechts wat iemand doet nu...)

Genesis 22.1
Hierna gebeurde het, dat God Abraham op de proef stelde. Hij zeide tot hem: Abraham, en deze zeide: Hier ben ik.
Deuteronomium 8.2
Gedenk dan heel de weg, waarop de Here, uw God, u deze veertig jaar in de woestijn heeft geleid, om u te verootmoedigen en u op de proef te stellen ten einde te weten, wat er in uw hart was: of gij al dan niet zijn geboden zoudt onderhouden.
Deuteronomium 8.16
die u in de woestijn met het manna voedde, dat uw vaderen niet gekend hebben, om u te verootmoedigen, u op de proef te stellen en u ten laatste wel te doen.
Deuteronomium 13.1-3
Wanneer onder u een profeet optreedt of iemand, die dromen heeft, en hij u een teken of een wonder aankondigt, en het teken of het wonder komt, waarover hij u gesproken heeft met de woorden: laten wij andere goden achterna lopen, die gij niet gekend hebt, en laten wij hen dienen; dan zult gij naar de woorden van die profeet of van die dromer niet luisteren; want de Here, uw God, stelt u op de proef om te weten, of gij de Here, uw God, liefhebt met uw ganse hart en met uw ganse ziel.
Richteren 2.20-22
Wanneer dan de toorn des Heren ontbrandde tegen Israël, zeide Hij: Omdat dit volk het verbond heeft geschonden, dat Ik hun vaderen opgelegd had, en omdat zij niet geluisterd hebben naar mijn stem, zal Ik ook geen van de volken die Jozua bij zijn dood heeft overgelaten, meer voor hen uit wegdrijven om door hen Israël op de proef te stellen, en te zien of zij al dan niet de weg des Heren zouden houden, door daarop te wandelen, zoals hun vaderen gedaan hebben.
Richteren 3.4
Zij toch waren ertoe bestemd, dat Hij door hen Israël op de proef zou stellen, om te weten, of zij zouden luisteren naar de geboden, die de Here hun vaderen door de dienst van Mozes geboden had.
2 Kronieken 32.31
Ter gelegenheid van het gezantschap, dat de vorsten van Babel tot hem gezonden hadden om naar het wonderteken dat in het land geschied was, te vragen, was het aldus: God verliet hem om hem op de proef te stellen, teneinde te weten alles wat in zijn hart was.

De mens kan vrijwillig handelen bewerken

Het alternatief hier is dat hij altijd onder dwang handelt (zie Romeinen 8:20 als een voorbeeld van onvrijwilligheid in deze zin):

Filemon 13-14
Ik voor mij had hem wel bij mij willen houden, opdat hij mij namens u zou dienen in mijn gevangenschap ter wille van het evangelie, maar ik heb niets buiten uw voorkennis willen doen, opdat wat goeds gij doet, niet uit dwang, maar vrijwillig zij.

De Bijbel leert duidelijk dat de mens vrijwillig kan handelen:

Exodus 35.29
Alle mannen en vrouwen, wier hart hen drong om iets te brengen voor al het werk dat de Here door Mozes geboden had te maken. De Israëlieten brachten het als een vrijwillige gave voor de Here.
Andere verwijzingen
Exodus 36.3, Richteren 5.2, Richteren 5.9, 2 Kronieken 17.16, 2 Kronieken 31.14, 2 Kronieken 35.8, Ezra 1.4, Ezra 1.6, Ezra 2.68, Ezra 3.4-5, Ezra 8.28, Nehemia 11.2, Psalmen 54.8, Psalmen 119.108, Jeremia 38.17, Ezechiël 46.12, Amos 4.5.

Zulke vrijwilligheid is totaal:

Deuteronomium 23.23
Wat over uw lippen gegaan is, moet gij stipt volbrengen; gij hebt immers de Here, uw God, volkomen vrijwillig een gelofte gedaan, die gij hebt uitgesproken met eigen mond.

De mens heeft handelingsvrijheid bewerken

Hij had anders kunnen doen dan hij gedaan heeft. Dat geldt in "kleine" zaken.

1 Thessalonicenzen 2.6-7
Ook zochten wij geen eer bij mensen, noch van u, noch van anderen, hoewel wij als apostelen van Christus ons hadden kunnen laten gelden;
maar wij gedroegen ons in uw midden vriendelijk, zoals een moeder haar eigen kinderen koestert.

Dat geldt evengoed als het gaat om bekering: Jeremia 36:2-3, Jeremia 36:6-7.

Bij mensen die bewust verkeerd kiezen kan God echter de wilsvrijheid wegnemen.

2 Thessalonicenzen 2.9-12
Daarentegen is diens komst naar de werking des satans met allerlei krachten tekenen en bedrieglijke wonderen, en met allerlei verlokkende ongerechtigheid, voor hen, die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden worden. En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven, opdat allen worden geoordeeld, die de waarheid niet geloofd hebben, doch een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid.

De mens kan (en moet soms) kiezen bewerken

De mens krijgt van Godswege keuzen voorgelegd, en kiest ook.

Jozua 24.15
Maar indien het kwaad is in uw ogen, de Here te dienen, kiest dan heden, wie gij dienen zult: of de goden die uw vaderen aan de overzijde der Rivier gediend hebben, of de goden der Amorieten, in wier land gij woont. Maar ik en mijn huis, wij zullen de Here dienen!
Jozua 24.22
Daarop zeide Jozua tot het volk: Gij zijt getuigen tegen uzelf, dat gij u de Here verkoren hebt, om Hem te dienen. Toen zeiden zij: Wij zijn getuigen!

Soms eist God van ons dat wij kiezen.

Deuteronomium 30.19-20
Ik neem heden de hemel en de aarde tegen u tot getuigen; het leven en de dood stel ik u voor, de zegen en de vloek; kies dan het leven, opdat gij leeft, gij en uw nageslacht, door de Here, uw God, lief te hebben, naar zijn stem te luisteren en Hem aan te hangen, want dat is uw leven en waarborg voor een langdurig wonen in het land, waarvan de Here uw vaderen, Abraham, Isaak en Jakob, gezworen heeft, dat Hij het hun geven zou.
Evenzo
2 Samuël 24.12, 1 Kronieken 21.10-12.

Het al dan niet volgen van God is een keuze, geen blinde noodzakelijkheid.

Psalmen 119.30
Ik verkies de weg der waarheid, Ik stel uw verordeningen voor mij.
Psalmen 119.173
Uw hand zij mij ter hulpe, want uw bevelen heb ik verkozen.
Spreuken 1.29-31
Omdat zij de kennis hebben gehaat en de vreze des Heren niet hebben verkozen, mijn raad niet hebben gewild, al mijn vermaningen hebben versmaad, zullen zij eten van de vrucht van hun wandelen verzadigd worden van hun raadslagen.
Evenzo
Jesaja 41.24, Jesaja 56.4-5, Jeremia 3.3, Jeremia 42.22, Lukas 10.40-42.

Ook in het seculiere leven kan en mag een mens kiezen.

Deuteronomium 23.15-16
Gij zult een slaaf, die van zijn meester naar u gevlucht is, niet aan zijn meester uitleveren; bij u, in uw midden, mag hij blijven waar hij verkiest, in een uwer steden, waar het hem goeddunkt; gij zult hem niet hard behandelen.

Sommige keuzen mag een mens niet maken. Dit moet expliciet verboden worden, daar hij het wel kan.

Spreuken 3.31-32
Wees niet afgunstig op een man van geweld en verkies geen enkele van zijn wegen, want de Here verafschuwt de verkeerde, maar met de oprechten gaat Hij vertrouwelijk om.

Jeremia moet zelfs belijden dat de Israëlieten kozen waar zij niet kiezen mochten. Dit bewijst eens te meer dat zij het dus wel konden.

Jeremia 10.23
Ik weet, o Here, dat het niet aan de mens staat zijn weg te kiezen, noch aan een man om te gaan en zijn schreden te richten.

Kiezen leert een mens al opgroeiende.

Jesaja 7.14-16
Daarom zal de Here zelf u een teken geven: Zie, de jonkvrouw zal zwanger worden en een zoon baren; en zij zal hem de naam Immanuel geven. Boter en honig zal hij eten, zodra hij het kwade weet te verwerpen en het goede te verkiezen. Maar voordat de jongen weet het kwade te verwerpen en het goede te verkiezen, zal het land ontvolkt zijn, voor welks beide koningen gij angstig zijt.

Gods wil laat ruimte voor keuzen van de mens bewerken

Als die ruimte er niet is, lijkt het weinig zinvol te bidden dat Gods wil geschiede, want dat gebeurt dan per definitie al altijd. Vergelijk ook Handelingen 21.14.

Mattheüs 6.10
uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde
Mattheüs 26.42
Wederom, ten tweeden male, ging Hij heen en bad, zeggende: Mijn Vader, indien deze beker niet kan voorbijgaan, tenzij dan dat Ik die drinke, uw wil geschiede!
Lukas 22.42
deze woorden: Vader, indien Gij wilt, neem deze beker van Mij weg; doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede!

Deze keuzevrijheid blijkt echter wel degelijk te bestaan:

Psalmen 81.9-12
Hoor mijn volk, Ik wil u vermanen, o Israël, of gij naar Mij hoordet! Geen vreemde god zal onder u zijn, gij zult u niet nederbuigen voor een uitlandse god. Ik, de Here, ben uw God, die u opvoerde uit het land Egypte; doe uw mond wijd open en Ik zal hem vullen. Maar mijn volk luisterde niet naar mijn stem, Israël was onwillig tegen Mij.
Mattheüs 23.37
Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet gewild.

In voorgaand vers is duidelijk dat de wil van de mens geprevaleerd heeft over de wil van God. Dat is een algemeen verschijnsel in de Bijbel:

Deuteronomium 30.11
Want dit gebod, dat ik u heden opleg, is niet te moeilijk voor u en het is niet ver weg.
Deuteronomium 5.29
Och, hadden zij steeds zulk een hart om Mij te vrezen en om al mijn geboden te onderhouden, opdat het hun en hun kinderen voor altoos wel mocht gaan!
Jesaja 30.15
Want zo zegt de Here Here, de Heilige Israëls: Door bekering en rust zoudt gij verlost worden, in stilheid en vertrouwen zou uw sterkte zijn; maar gij hebt niet gewild.
Lukas 13.34
Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels, en gij hebt niet gewild.
Romeinen 11.7-11
Wat dan? Hetgeen Israël najaagt, heeft het niet verkregen, maar het uitverkoren deel heeft het verkregen, en de overigen zijn verhard, gelijk geschreven staat: God gaf hun een geest van diepe slaap, ogen om niet te zien en oren om niet te horen, tot de dag van heden. En David zegt: Hun tafel worde tot een strik en een net, en tot een aanstoot en vergelding voor hen. Laten hun ogen verduisterd worden, zodat zij niet zien, en doe hun rug voorgoed zich krommen. Ik vraag dan: ´´zij zijn toch niet zo gestruikeld, dat zij wel vallen moesten? Volstrekt niet!´´ Door hun val is het heil tot de heidenen gekomen, om hen tot naijver op te wekken.

Een voorbeeld dat zelfs directe invloed heeft op de heilsgeschiedenis is het verbreken van het Messiaans geheim.

Mattheüs 9.30b-31
En Jezus verbood hun ten strengste en zeide: Ziet toe, niemand mag dit weten! Maar zij gingen heen en maakten Hem in die gehele streek bekend.
Marcus 1.43-45
En met een strenge vermaning zond Hij hem terstond weg, en Hij zeide tot hem: Zie toe, dat gij niemand iets zegt, maar ga heen, toon u aan de priester en offer voor uw reiniging hetgeen Mozes heeft voorgeschreven, hun tot een getuigenis. Maar toen hij was weggegaan, begon hij het telkens weder te verkondigen, en het gebeurde ruchtbaar te maken, zodat Hij niet meer openlijk de stad kon binnenkomen, maar Zich buiten in eenzame plaatsen ophield. En zij kwamen tot Hem van alle kanten.
Marcus 7.36
En Hij gebood hun het niemand te zeggen. Maar hoe meer Hij het hun gebood, des te meer maakten zij het ruchtbaar.
Lukas 5.14-15
En Hij gebood hem het aan niemand te zeggen, maar (zeide Hij) ga heen, toon u aan de priester en breng het offer voor uw reiniging, gelijk Mozes voorgeschreven heeft, hun tot een getuigenis. Maar het gerucht over Hem ging steeds verder rond en vele scharen stroomden samen om te horen en zich te laten genezen van hun ziekten.

Ook overigens is het duidelijk dat mensen vaak dingen doen die niet naar Gods wil zijn:

Mattheüs 7.21
Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is
Mattheüs 12.50
Want al wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is, die is mijn broeder en zuster en moeder.
Marcus 3.35
Al wie de wil Gods doet, die is mijn broeder en zuster en moeder.
Hebreeën 10.36
Want gij hebt volharding nodig, om, de wil van Gods doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is.

Sterker nog, zonder Gods genade doet geen mens Zijn wil:

Hebreeën 13.20
De God nu des vredes, die onze Here Jezus, de grote herder der schapen door het bloed van een eeuwig verbond heeft teruggebracht uit de doden, bevestige u in alle goed, om zijn wil te doen, terwijl Hij aan ons doe, wat in zijn ogen welbehagelijk is door Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.
1 Petrus 4.1-3
Daar Christus dan naar het vlees geleden heeft, moet ook gij u wapenen met dezelfde gedachte, dat, wie naar het vlees geleden heeft, onttrokken is aan de zonde, om niet meer naar de begeerten van mensen, maar naar de wil van God de tijd die nog rest in het vlees, te leven. Want er is tijd genoeg voorbijgegaan met het volbrengen van de wil der heidenen, toen gij wandeldet in allerlei losbandigheid, begeerten, dronkenschap, brassen, drinken en onzedelijke afgoderij.

Zo is ook het kwaad dat ons overkomt niet altijd naar Gods wil:

Zacharia 1.14-15
Vervolgens zeide tot mij de engel die met mij sprak: Predik: zo zegt de Here der heerscharen: Ik ben voor Jeruzalem en voor Sion in grote ijver ontbrand, maar Ik ben zeer toornig op de overmoedige volken, die, terwijl Ik maar een weinig vertoornd was, meehielpen ten kwade.
Zie ook
Jesaja 10.5-7 en Jesaja 47.6, waar God wellicht dezelfde gedachte tot uitdrukking brengt.

De mens is verantwoordelijk bewerken

Kan de mens verantwoordelijk worden gehouden voor zijn daden? Dit is in Bijbelse context de belangrijkste betekenis. Een robot heeft geen vrije wil, en dus heeft een (bijvoorbeeld) gewelddadige robot geen verantwoordelijkheid, maar zal zijn maker rekenschap moeten geven. De wil van de mens is in die betekenis echter wel degelijk vrij. (Anders zou onze Maker, God, verantwoordelijk zijn voor ons kwaad!)

1 Koningen 20.42
En hij zeide tot hem: Zo zegt de Here: omdat gij de man die onder mijn ban staat, uit uw hand hebt laten gaan, zal uw leven in de plaats van het zijne wezen, en uw volk in de plaats van zijn volk.
Mattheüs 12.36
Maar Ik zeg u: Van elk ijdel woord, dat de mensen zullen spreken, zullen zij rekenschap geven op de dag des oordeels,
Romeinen 14.12
Zo zal [dan] een ieder onzer voor zichzelf rekenschap geven aan God.
1 Petrus 4.4-5
Daarom bevreemdt het hen, dat gij u niet met hen stort in diezelfde poel van liederlijkheid, en zij belasteren u; maar zij zullen daarvan rekenschap moeten geven aan Hem, die gereed staat om levenden en doden te oordelen.

Dit lijkt ook de meest redelijke verklaring voor het feit dat de mens voor zijn daden geoordeeld en gestraft kan worden:

Prediker 12.14
Want God zal elke daad doen komen in het gericht over al het verborgene, hetzij goed, hetzij kwaad.
Openbaring 20.12
En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boeken geopend. En nog een ander boek werd geopend, het [boek] des levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar hun werken.

Immers, Gods oordeel zal een rechtersoordeel zijn: Handelingen 10.42.