Gebruiker:CFCF/Kladblok/Gastro-enteritis

{{samenvoegennaar|Gastro-enteritis}} {{Infobox disease | Name = Gastro-enteritis | Image = Gastroenteritis viruses.jpg | Caption = Gastro-enteritisvirussen: A = rotavirus, B = adenovirus, C = Norovirus en D = Astrovirus. De virusdeeltjes zijn met dezelfde vergroting weergegeven zodat de grootte makkelijk kan worden vergeleken. | DiseasesDB = 30726 | ICD10 = {{ICD10|A|02|0|a|00}}, {{ICD10|A|08||a|00}}, {{ICD10|A|09||a|00}}, {{ICD10|J|10|8|j|09}}, {{ICD10|J|11|8|j|09}},{{ICD10|K|52||k|50}} | ICD9 = {{ICD9|008.8}} {{ICD9|009.0}}, {{ICD9|009.1}}, {{ICD9|558}} | ICDO = | OMIM = | MedlinePlus = | eMedicineSubj = emerg | eMedicineTopic = 213 | MeshID = D005759 }}

Gastro-enteritis is een medische aandoening die wordt gekenmerkt door ontsteking ("-itis") van het spijsverteringskanaal dat uit de maag ("gastro"-) en de dunne darm ("entero"-) bestaat. Deze ontsteking resulteert in een combinatie van diarree, braken, en pijn en krampen in de buik.[1] Gastro-enteritis wordt ook maag-darmontsteking en buikgriep genoemd, hoewel het niets te maken heeft met griep.

In het algemeen is het rotavirus meestal de oorzaak bij kinderen.[2] Bij volwassenen komen hetnorovirus[3] en Campylobacter[4] vaker voor. Minder algemene oorzaken zijn bacteriën (of hun toxinen) en parasieten. Overdracht kan plaatsvinden door het gebruik van verkeerd bereid voedsel of besmet water, of via nauw contact met personen die besmettelijk zijn.

<!—Behandeling en epidemiologie --> De basis voor de behandeling van de ziekte is voldoende vochtinname. Bij milde en gematigde gevallen kan dit gewoonlijk met een orale rehydratie-oplossing. In ernstige gevallen kan vloeistof toegediend via een adernodig zijn. Gastro-enteritis treft vooral kinderen en mensen die in ontwikkelingslanden wonen.

Klachten en symptomen bewerken

Gastro-enteritis gaat gewoonlijk gepaard met zowel diarree als braken,[5] of, wat minder het geval is, met een van de twee.[1] Er kan ook sprake zijn van buikkrampen. [1] Klachten en symptomen treden meestal binnen 12-72 uur op na het oplopen van de besmetting. [6] Indien gastro-enteritis het gevolg is van een virus, dan verdwijnt de aandoening meestal binnen een week. [5] Sommige van deze virusinfecties kunnen ook gepaard gaan met koorts, vermoeidheid, hoofdpijn, en spierpijn.[5] Indien de

ontlasting bloed bevat, dan is de oorzaak minder waarschijnlijk viraal [5] maar eerder bacterieel.[7] Sommige bacteriële infecties kunnen gepaard gaan met hevige buikpijn en kunnen verscheidene weken aanhouden. [7]

Kinderen die zijn besmet met het rotavirus herstellen meestal binnen drie tot acht dagen. [8] In arme landen ligt behandeling van ernstige infecties echter buiten het bereik van veel mensen en komt aanhoudende diarree veel voor. [9] Uitdroging is een gebruikelijke complicatie van diarree[10]. Een ernstig uitgedroogd kind kan te maken hebben met een verlengde hervullingstijd van de haarvaten, slechtehuidturgor en abnormale ademhaling.[11] Terugkerende infecties zijn typisch in gebieden met slecht sanitair en ondervoeding,[6] wat kan leiden tot groeiachterstand en op termijn tot vertraagde cognitieve functies (waarneming, taal, denken) .[12]

Reactieve artritis komt voor bij 1% van de mensen die geïnfecteerd zijn met Campylobacter, het Syndroom van Guillain-Barré komt voor bij 0,1%.[7] Het Hemolytisch-uremisch syndroom (HUS) kan optreden als gevolg van een infectie met shigatoxine-producerende Escherichia coli of Shigella, wat resulteert in laag aantal bloedplaatjes, slechte werking van de nieren, en laag aantal rode bloedcellen (wegens afbraak ervan).[13] Kinderen hebben meer aanleg voor het krijgen van dit syndroom dan volwassenen. [12] Sommige virusinfecties kunnen leiden tot salaamkramp.[1]

Oorzaken bewerken

Virussen (in het bijzonder het rotavirus) en de bacteriën Escherichia coli en Campylobacter zijn de hoofdoorzaken van gastro-enteritis.[14][6] Er zijn echter vele andere besmettingen die dit syndroom kunnen veroorzaken.[12]Niet-besmettelijke oorzaken komen af en toe voor, maar zijn minder waarschijnlijk dan een virale of bacteriële etiologie.[1] Kinderen lopen een groter risico op infectie omdat ze nog onvoldoende afweer immuniteit hebben en hun hygiëne relatief slechter is.[1]

Virussen bewerken

Virussen waarvan bekend is dat ze gastro-enteritis veroorzaken zijn het rotavirus, het norovirus, het adenovirus en het astrovirus.[5][15] Het rotavirus is de meest voorkomende oorzaak van gastro-enteritis bij kinderen,[14] en komt net zo vaak voor in de ontwikkelde wereld als in ontwikkelingslanden.[8] Virussen veroorzaken ongeveer 70% van de gevallen van besmettelijke diarree bij kinderen. [16] Doordat de afweer bij volwassenen beter ontwikkeld is, is het rotavirus bij hen een minder vaak voorkomende oorzaak van gastro-enteritis. [17]

Het norovirus is de meest voorkomende oorzaak van gastro-enteritis bij volwassenen in Amerika waar het meer dan 90% van de uitbraken veroorzaakt. [5] Deze plaatselijke epidemieën komen meestal voor wanneer groepen mensen dicht bij elkaar tijd doorbrengen zoals op cruiseschepen,[5] in ziekenhuizen of in restaurants.[1] Mensen kunnen nog steeds besmettelijk zijn nadat de diarree stopt. [5] Het norovirus is de oorzaak in ongeveer 10% van de gevallen bij kinderen. [1]

Bacteriën bewerken

 
Salmonella enterica serovar Typhimurium (ATCC 14028) zoals gezien door een microscoop, 1000 x uitvergroot en na Gram-kleuring.

In de ontwikkelde wereld is Campylobacter jejuni de belangrijkste oorzaak van bacteriële gastro-enteritis. De helft van de gevallen komt voor na blootstelling aan gevogelte.[7] Bij kinderen zijn bacteriën de oorzaak in 15% van de gevallen. De meest voorkomende soorten zijn Escherichia coli, Salmonella,Shigella, en Campylobacter.[16] Indien voedsel wordt besmet met bacteriën en meerdere uren op kamertemperatuur blijft dan vermenigvuldigen de bacteriën zich en neemt het risico op infectie toe bij mensen die het voedsel nuttigen.[12] Voedsel dat veel in verband wordt gebracht met ziekte zijn bijv. vlees, kip, vis en eieren die rauw of niet goed gebakken zijn, rauwe spruiten, niet-gepasteuriseerde melk en zachte kazen, en fruit- en groentesappen.[18] In ontwikkelingslanden, vooral in Afrika ten zuiden van de Sahara en in Azië, is cholera een wijdverspreide oorzaak van gastro-enteritis. Deze infectie wordt meestal overgedragen door besmet water of voedsel.[19]

Clostridium difficile, een bacteriesoort die giftige stoffen afscheidt, is een belangrijke oorzaak van diarree die vaker bij ouderen voorkomt. [12] Zuigelingen kunnen de bacterie dragen zonder symptomen te ontwikkelen. [12] Het is een veelvoorkomende oorzaak van diarree bij ouderen in het ziekenhuis en houdt vaak verband met het gebruik van antibiotica. [20]Besmettelijke diarree veroorzaak door Staphylococcus aureus komt ook voor bij mensen die antibiotica hebben gebruikt.[21] "Reizigersdiarree" is meestal een vorm van bacteriële gastro-enteritis. Bij mensen die blootgesteld zijn aan bacteriën als Clostridium difficile, Salmonella en Campylobacter blijken zuurremmende geneesmiddelen het risico op een flinke infectie te verhogen.[22] Het risico is groter bij mensen die protonpompremmers gebruiken dan bij mensen die H2-antagonisten gebruiken.[22]

Parasieten bewerken

Er zijn een aantal protozoën die gastro-enteritis kunnen veroorzaken. Meestal gaat het om Giardia lamblia, maar ook Entamoeba histolytica en Cryptosporidium zijn ziekteverwekkers.[16] Samen zijn ze goed voor ongeveer 10% van de gevallen bij kinderen.[13] Giardia komt meer voor in ontwikkelingslanden, maar deze ziekteverwekker veroorzaakt dit soort ziekte in zekere mate vrijwel overal.[23] Gastro-enteritis veroorzaakt door parasieten komt meer voor bij mensen die in gebieden gereisd hebben waar deze ziekte veel voorkomt, bij kinderen die naar de kinderopvang gaan, bij mannen die seks hebben met mannen, en na rampen.[23]

Overdracht bewerken

Overdracht kan plaatsvinden door het drinken van besmet water of wanneer mensen persoonlijke voorwerpen delen.[6] In gebieden met droge en natte seizoenen is de waterkwaliteit meestal slechter tijdens het regenseizoen; dit gaat gepaard met een periode van uitbraken. [6] Ingebieden met seizoenenkomen infecties meer voor in de winter.[12] Flesvoeding van baby’s met flessen die onvoldoende zijn gereinigd is wereldwijd een belangrijke oorzaak. [6] Hoge overdrachtcijfers hangen ook samen met slechte hygiëne, vooral bij kinderen,[5] in grote gezinnen,[24] en bij mensen met een slechte voedingstoestand.[12] Na het ontstaan van afweer kunnen volwassenen drager zijn van de organismen zonder klachten of symptomen te vertonen en zijn ze dus een bron van infectie.[12] Terwijl sommige bacteriën (zoals Shigella) alleen bij primaten voorkomen, komen andere (zoals Giardia) bij een grote verscheidenheid aan dieren voor.[12]

Niet-infectieus bewerken

Er zijn een aantal niet-infectieuze oorzaken van ontsteking van het spijsverteringsstelsel. [1] Sommige veel voorkomende oorzaken zijn geneesmiddelen (zoals NSAID’s), bepaalde voedingsstoffen zoals lactose (bij mensen met lactose-intolerantie), en gluten (bij mensen met coeliakie). De ziekte van Crohn is ook een niet-infectieuze vorm van (meestal ernstige) gastro-enteritis. [1] Ook komt ziekte als gevolg van toxinen voor. Enkele aandoeningen veroorzaakt door voedsel die gepaard gaan met misselijkheid, braken en diarree zijn:ciguateravergiftiging door consumptie van besmette roofvis, scombroïde-intoxicatie in verband met consumptie van bepaalde typen bedorven vis, tetrodotoxinevergiftiging door consumptie van bijvoorbeeldkogelvis, en botulisme dat meestal te wijten is aan slecht geconserveerd voedsel.[25]

Pathofysiologie bewerken

Gastro-enteritis wordt gedefinieerd als braken of diarree door een infectie van de maag, de dunne of de dikke darm.[12] De dunne darm is meestal niet ontstoken, terwijl dat in de dikke darm vaak wel het geval is.[12] Het aantal ziektekiemen dat nodig is om een infectie te veroorzaken, varieert van slechts één (bij Cryptosporidium) tot wel 10 8 (bij Vibrio cholerae).[12]

Diagnose bewerken

Gastro-enteritis wordt meestal klinisch vastgesteld gebaseerd op de klachten en symptomen van de patiënt.[5] Het vaststellen van de precieze oorzaak is meestal niet nodig omdat het de behandeling van de ziekte niet verandert.[6] Er moet echter een kweek van de ontlasting worden uitgevoerd als er bloed bij de ontlasting zit, bij mensen die mogelijk voedselvergiftiging hebben opgelopen en bij mensen die recent in ontwikkelingslanden zijn geweest.[16] Diagnostische testen kunnen ook ter controle worden uitgevoerd.[5] Omdat ongeveer 10% van de baby's en jonge kinderen hypoglykemie krijgt, wordt het meten van de bloedsuikerspiegel bij hen aangeraden.[11] De elektrolyten en de creatinine dienen ook gecontroleerd te worden wanneer er sprake kan zijn van ernstige uitdroging.[16]

Uitdroging bewerken

Het vaststellen van eventuele uitdroging dehydratatie is een belangrijk onderdeel van het onderzoek, waarbij dehydratatie meestal wordt onderverdeeld in mild (3-5%), matig (6-9%) of ernstig (≥10%).[1] Bij kinderen zijn de meest nauwkeurige verschijnselen van matige of ernstige uitdroging een verlengde hervullingstijd van de haarvaten, slechte huidturgor en abnormale ademhaling.[11][26] Andere nuttige bevindingen (in combinatie) zijn ingevallen ogen, verminderde activiteit, geen tranen en een droge mond.[1] Een normale urineproductie en het drinken van vloeistoffen is geruststellend.[11] Laboratoriumonderzoek draagt weinig bij aan het vaststellen van de mate van uitdroging.[1]

Differentiële diagnose bewerken

Klachten en symptomen die op gastro-enteritis duiden, kunnen ook een andere oorzaak hebben dan de hierboven genoemde. Die oorzaken moeten worden uitgesloten en zijn onder meer appendicitis,volvulus, inflammatoire darmziekte, urineweginfectie en diabetes mellitus.[16] Ook moet worden gedacht aan alvleesklierinsufficiëntie, het kortedarmsyndroom, de ziekte van Whipple, coeliakieen misbruik van laxeermiddelen.[27] De differentiële diagnose kan lastig zijn als de patiënt alleen maar braakt of diarree heeft (in plaats van alle twee). [1]

Appendicitis kan in 33% van de gevallen gepaard gaan met braken, buikpijn en een kleine hoeveelheid diarree. [1] Dit staat in contrast met de grote hoeveelheid diarree die kenmerkend is voor gastro-enteritis. [1] Infecties van de longen of de urinewegen bij kinderen kunnen ook gepaard gaan met braken en diarree. [1] Klassieke diabetische ketoacidose (DKA) gaat gepaard met buikpijn, misselijkheid en braken, maar zonder diarree.[1] In een studie is beschreven dat van 17% van de kinderen met DKA eerst werd gedacht dat ze gastro-enteritis hadden. [1]

Preventie bewerken

 
Percentage rotavirustesten met positieve resultaten, per week in de VS, juli 2000 – juni 2009.

Levensstijl bewerken

Een voorraad goed toegankelijk, niet-besmet water en goede hygiëne zijn belangrijk bij de vermindering van het aantal infecties en klinisch ernstige gastro-enteritis. [12] Persoonlijke maatregelen (zoals handen wassen) verminderen het aantal gevallen van gastro-enteritis in de ontwikkelde wereld en in ontwikkelingslanden met 30%. [11] Gels met alcohol kunnen ook doeltreffend zijn.[11] Borstvoeding is belangrijk, vooral op plaatsen met slechte hygiëne, net als een algemene verbetering van de hygiëne.[6] Moedermelk vermindert zowel het aantal als de duur van de infecties.[1] Het vermijden van besmette voeding of drank is ook effectief.[28]

Vaccinatie bewerken

De Wereldgezondheidsorganisatie beval in 2009 aan dat Het rotavirusvaccin is doeltreffend en veilig. Daarom verscheen er in 2009 een aanbeveling van de Wereldgezondheidsorganisatie om dit vaccin wereldwijd aan alle kinderen aan te bieden. [29][14] Er bestaan twee commerciële vaccins tegen het rotavirus en er worden er momenteel nog meer ontwikkeld. [29] In Afrika en Azië verminderden deze vaccins ernstige ziekte onder baby's [29] en in landen die nationale immunisatieprogramma’s opzetten, daalde het aantal ziektegevallen en nam de ernst van de ziekte af.[30][31] Dit vaccin kan de ziekte ook voorkomen bij kinderen die niet zijn ingeënt doordat er minder infecties de ronde doen. [32] In 2000 is in de VS het rotavirus-vaccinatieprogramma ingesteld. Sindsdien is het aantal gevallen van diarree met 80% afgenomen, een forse daling. [33][34][35] De eerste dosis van het vaccin dient aan baby's te worden toegediend wanneer ze tussen 6 en 15 weken oud zijn. [14] Het orale choleravaccin is gedurende 2 jaar 50 tot 60% effectief.[36]

Behandeling bewerken

Gastro-enteritis is meestal een acute ziekte die zonder geneesmiddelen vanzelf geneest. [10] De behandeling van voorkeur bij lichte tot matige uitdroging is orale rehydratietherapie (ORT).[13] Metoclopramide en/of ondansetron zijn bij sommige kinderen soms nuttig,[37] enbutylscopolamine is nuttig bij de behandeling van buikpijn.[38]

Rehydratie bewerken

De primaire behandeling voor gastro-enteritis bij zowel kinderen als volwassenen is rehydratie. Dit gebeurt bij voorkeur door orale rehydratietherapie, maar ook intraveneuze toediening kan nodig zijn als er sprake is van verlaagd bewustzijn of van ernstige uitdroging. [39][40] Via de mond in te nemen producten met complexe koolhydraten (dat wil zeggen producten gemaakt van tarwe of rijst) kunnen beter zijn dan producten met eenvoudige suikers. [41] Dranken met veel eenvoudige suikers, zoals frisdranken en vruchtensappen, worden afgeraden voor kinderen jonger dan 5 jaar omdat die de diarree kunnen verergeren.[10] Gewoon water kan worden gebruikt als specifieke en effectieve via de mond in te nemen producten niet beschikbaar of niet smakelijk zijn. [10] Zo nodig kan bij jonge kinderen een neus-maagsonde worden gebruikt om vloeistoffen toe te dienen. [16]

Voeding bewerken

Nadat de vochttoestand hersteld is, wordt aanbevolen om borstgevoede baby's en flesgevoede baby's verder te voeden op de manier zoals ze dat gewend waren.[42] Lactosevrije of lactose-arme producten zijn gewoonlijk niet nodig.[42] Kinderen met diarree moeten hun gebruikelijke voeding blijven eten, met uitzondering van voedingsmiddelen met een hoog gehalte aan eenvoudige suikers, die moeten worden vermeden.[42] Het BRAT-dieet (bananen, rijst, appelmoes, toast en thee) wordt niet langer aanbevolen, omdat het onvoldoende voedingsstoffen bevat en geen voordelen biedt ten opzichte van normale voeding.[42] Sommige probiotica blijken te helpen door zowel de ziekteduur als de frequentie van de ontlasting te verminderen.[43] Ze kunnen ook nuttig zijn bij het voorkomen en behandelen van diarree door antibiotica.[44] Gefermenteerde zuivelproducten (zoals yoghurt) zijn eveneens gunstig.[45] Zinksupplementen blijken effectief te zijn bij zowel de behandeling als de preventie van diarree bij kinderen in ontwikkelingslanden.[46]

Middelen tegen braken bewerken

Middelen tegen braken anti-emetica kunnen nuttig zijn bij de behandeling van kinderen die braken. Ondansetron kan enig nut hebben: er is verband gevonden tussen toediening van één dosis en minder behoefte aan intraveneuze vochttoediening, minder ziekenhuisopnames en minder braken.[47][48][49] Metoclopramide kan eveneens helpen.[49] Het is echter mogelijk dat kinderen vaker naar het ziekenhuis terugkomen als ze ondansetron gebruikt hebben.[50] De intraveneuze vorm van ondansetron kan via de mond worden toegediend als dat klinisch verantwoord is.[51] Dimenhydrinaat vermindert weliswaar het braken maar lijkt geen duidelijk klinisch voordeel te bieden.[1]

Antibiotica bewerken

Bij gastro-enteritis worden gewoonlijk geen antibiotica gebruikt, als worden ze soms aanbevolen indien de symptomen heel ernstig zijn [52] of als er bacteriën worden gevonden of vermoed die gevoelig zijn voor antibiotica. [53] Indien antibiotica nodig zijn, dan wordt liever een macrolide (bijvoorbeeld azitromycine) gebruikt dan een fluorchinolon omdat bacteriën vaker resistent zijn tegen fluorchinolonen.[7] Pseudomembraneuze colitis, meestal veroorzaakt door het gebruik van antibiotica, krijgt men onder controle door stopzetting van de ziekteverwekker en behandeling met metronidazol of vancomycine.[54] Bacteriën en protozoën die vatbaar zijn voor behandeling zijn onder meer Shigella[55] Salmonella typhi,[56] en Giardia-soorten.[23] Bij besmetting met Giardia-soorten of Entamoeba histolytica wordt behandeling met tinidazol aanbevolen omdat dat in die gevallen beter werkt dan metronidazol.[57][23] De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) raadt het gebruik van antibiotica aan bij jonge kinderen die zowel bloederige diarree als koorts hebben.[1]

Middelen die de darmbeweging tegengaan bewerken

In theorie kunnen middelen die de darmbeweging tegengaan complicaties veroorzaken. Uit klinische ervaring blijkt dat dit onwaarschijnlijk is,[27] maar toch wordt dit type medicatie afgeraden bij mensen met bloederige diarree of diarree die gepaard gaat met koorts.[58] Loperamide, een middel dat bij buikloop net als een opiaat werkt, wordt gebruikt voor de symptomatische behandeling van diarree.[59] Loperamide wordt echter afgeraden bij kinderen omdat dit middel de onvolgroeide bloed-hersenbarrière kan passeren en daardoor vergiftigingsverschijnselen kan veroorzaken. Bismutsubsalicylaat, een onoplosbaar complex van trivalent bismut en salicylaat, kan worden gebruikt bij lichte tot matige gevallen, [27] maar een salicylaatvergiftiging is theoretisch mogelijk.[1]

Epidemiologie bewerken

 
Levensjaren gecorrigeerd voor beperkingen als gevolg van diarree per 100.000 inwoners in 2004. { {Multicol}}
 no data
 ≤less 500
 500–1000
 1000–1500
 1500–2000
 2000–2500
 2500–3000
{ {Multicol-break}}
 3000–3500
 3500–4000
 4000–4500
 4500–5000
 5000–6000
 ≥6000
{ {Multicol-end}}

Naar schatting doen zich jaarlijks wereldwijd drie tot vijf miljard gevallen van gastro-enteritis voor, [60] voornamelijk onder kinderen en onder bewoners van ontwikkelingslanden.[6] Dit leidde sinds 2008 tot ongeveer 1,3 miljoen sterfgevallen bij kinderen onder de vijf jaar,[61] waarvan de meeste gevallen voorkomen in de armste landen ter wereld.[12] Meer dan 450.000 van deze sterfgevallen zijn bij kinderen jonger dan 5 jaar te wijten aan het rotavirus.[62][63] Elk jaar veroorzaakt cholera ongeveer drie tot vijf miljoen ziektegevallen en sterven er ongeveer 100.000 mensen aan.[19] In ontwikkelingslanden krijgen kinderen jonger dan twee jaar jaarlijks vaak zes of meer infecties die leiden tot een klinisch ernstige gastro-enteritis.[12] Het komt minder vaak voor bij volwassenen, onder meer door de ontwikkeling van verworven immuniteit.[5]

In 1980 veroorzaakte gastro-enteritis door alle mogelijke oorzaken de dood van 4,6 miljoen kinderen, met een meerderheid in de ontwikkelingslanden[54] Tegen het jaar 2000 waren de sterftecijfers aanzienlijk gedaald (tot ongeveer 1,5 miljoen doden per jaar), voornamelijk dankzij de introductie en het wijdverbreide gebruik van orale rehydratiemiddelen.[64] In de VS zijn infecties die gastro-enteritis veroorzaken na verkoudheid de meest voorkomende infecties. Elk jaar krijgen tussen de 200 en 375 miljoen Amerikanen acute diarree[5][12] sterven er ongeveer tienduizend aan,[12] waarbij 150 tot 300 van deze sterfgevallen kinderen jonger dan vijf jaar betreft.[1]

Voorgeschiedenis bewerken

In 1825 werd de term "gastro-enteritis" voor het eerst gebruikt.[65] Daarvoor stond de aandoening bekend als onder meer tyfeuze koorts of "cholera morbus", of minder specifiek als "buikloop", "koliek", "darmklachten" en tal van andere verouderde benamingen voor acute diarree.[66]

Samenleving en cultuur bewerken

Gastro-enteritis kent in de omgangstaal verschillende benamingen zoals "Montezuma's wraak", "Delhi belly", "la turista" of hoe men reizigersdiarree ook maar noemt.[12] Gastro-enteritis heeft een rol gespeeld in vele militaire campagnes en ligt mogelijk ten grondslag een de spreuk "no guts no glory".[12]

Gastro-enteritis in de VS 3,7 miljoen keer per jaar de hoofdreden om naar de dokter te gaan, [1] in Frankrijk is dat 3 miljoen keer per jaar.[67] In de Verenigde Staten kost gastro-enteritis naar schatting in totaal zo'n 23 miljard dollar per jaar, [68] waarbij de kosten van rotavirusinfectie alleen al op 1 miljard dollar per jaar worden berekend.[1]

Wetenschappelijk onderzoek bewerken

Er zijn een aantal vaccins tegen gastro-enteritis in ontwikkeling. Bijvoorbeeld vaccins tegen Shigella en enterotoxigene Escherichia coli (ETEC – "enterotoxigene" betekent giftig voor de darmen), wereldwijd twee van de belangrijkste bacteriële oorzaken van gastro-enteritis.[69][70]

Gastro-enteritis bij dieren bewerken

Gastro-enteritis heeft bij katten en honden veel van dezelfde oorzaken als bij mensen. De meest voorkomende micro-organismen zijn: Campylobacter, Clostridium difficile, Clostridium perfringens, en Salmonella.[71] Vele giftige planten kunnen eveneens symptomen veroorzaken.[72] Sommige micro-organismen zijn specifieker voor een bepaalde diersoort. Het overdraagbare gastro-enteritis coronavirus(TGEV) komt voor bij varkens en heeft braken, diarree en uitdroging tot gevolg.[73] Aangenomen wordt dat wilde vogels dit coronavirus op varkens overdragen; er is geen specifieke behandeling van deze infectie.[74] Dit coronavirus is niet overdraagbaar op mensen.[75]

Referenties bewerken

{ {reflist|2}}

Opmerkingen
  • Dolin, [edited by] Gerald L. Mandell, John E. Bennett, Raphael (2010), Mandell, Douglas, and Bennett's principles and practice of infectious diseases, 7th ed.. Churchill Livingstone/Elsevier, Philadelphia, PA. ISBN 0-443-06839-9.

Externe links bewerken

[[Category:Pediatrics]] [[Category:Foodborne illnesses]] [[Category:Infectious diseases]] [[Category:Inflammations]] [[Category:Abdominal pain]] [[Category:Conditions diagnosed by stool test]] [[Category:Noninfective enteritis and colitis]] [[Category:Diarrhea]]

  1. a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z Singh, Amandeep (July 2010). Pediatric Emergency Medicine Practice Acute Gastroenteritis — An Update. Emergency Medicine Practice 7 (7).
  2. Tate JE, Burton AH, Boschi-Pinto C, Steele AD, Duque J, Parashar UD (February 2012). 2008 estimate of worldwide rotavirus-associated mortality in children younger than 5 years before the introduction of universal rotavirus vaccination programmes: a systematic review and meta-analysis. The Lancet Infectious Diseases 12 (2): 136–41. PMID 22030330. DOI: 10.1016/S1473-3099(11)70253-5.
  3. Marshall JA, Bruggink LD (April 2011). The dynamics of norovirus outbreak epidemics: recent insights. International Journal of Environmental Research and Public Health 8 (4): 1141–9. PMID 21695033. PMC 3118882. DOI: 10.3390/ijerph8041141.
  4. Man SM (December 2011). The clinical importance of emerging Campylobacter species. Nature Reviews. Gastroenterology & Hepatology 8 (12): 669–85. PMID 22025030. DOI: 10.1038/nrgastro.2011.191.
  5. a b c d e f g h i j k l m Eckardt AJ, Baumgart DC (January 2011). Viral gastroenteritis in adults. Recent Patents on Anti-infective Drug Discovery 6 (1): 54–63. PMID 21210762.
  6. a b c d e f g h i Webber, Roger (2009), Communicable disease epidemiology and control : a global perspective, 3rd. Cabi, Wallingford, Oxfordshire, p. 79. ISBN 978-1-84593-504-7.
  7. a b c d e Galanis, E (11 september 2007). Campylobacter and bacterial gastroenteritis.. CMAJ : Canadian Medical Association 177 (6): 570–1. PMID 17846438. PMC 1963361. DOI: 10.1503/cmaj.070660.
  8. a b Meloni, A, Locci, D, Frau, G, Masia, G, Nurchi, AM, Coppola, RC (2011 Oct). Epidemiology and prevention of rotavirus infection: an underestimated issue?. The journal of maternal-fetal & neonatal medicine : the official journal of the European Association of Perinatal Medicine, the Federation of Asia and Oceania Perinatal Societies, the International Society of Perinatal Obstetricians 24 Suppl 2: 48–51. PMID 21749188. DOI: 10.3109/14767058.2011.601920.
  9. Toolkit. DefeatDD. Geraadpleegd op 3 May 2012.
  10. a b c d Management of acute diarrhoea and vomiting due to gastoenteritis in children under 5. National Institute of Clinical Excellence (April 2009).
  11. a b c d e f Tintinalli, Judith E. (2010), Emergency Medicine: A Comprehensive Study Guide (Emergency Medicine (Tintinalli)). McGraw-Hill Companies, New York, 830–839. ISBN 0-07-148480-9.
  12. a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t Mandell 2010 Chp. 93
  13. a b c Elliott, EJ (6 januari 2007). Acute gastroenteritis in children.. BMJ (Clinical research ed.) 334 (7583): 35–40. PMID 17204802. PMC 1764079. DOI: 10.1136/bmj.39036.406169.80.
  14. a b c d Szajewska, H, Dziechciarz, P (2010 Jan). Gastrointestinal infections in the pediatric population.. Current opinion in gastroenterology 26 (1): 36–44. PMID 19887936. DOI: 10.1097/MOG.0b013e328333d799.
  15. Dennehy PH (January 2011). Viral gastroenteritis in children. The Pediatric Infectious Disease Journal 30 (1): 63–4. PMID 21173676. DOI: 10.1097/INF.0b013e3182059102.
  16. a b c d e f g Webb, A, Starr, M (2005 Apr). Acute gastroenteritis in children.. Australian family physician 34 (4): 227–31. PMID 15861741.
  17. Desselberger U, Huppertz HI (January 2011). Immune responses to rotavirus infection and vaccination and associated correlates of protection. The Journal of Infectious Diseases 203 (2): 188–95. PMID 21288818. PMC 3071058. DOI: 10.1093/infdis/jiq031.
  18. Nyachuba, DG (2010 May). Foodborne illness: is it on the rise?. Nutrition Reviews 68 (5): 257-69. PMID 20500787. DOI: 10.1111/j.1753-4887.2010.00286.x.
  19. a b Charles, RC, Ryan, ET (2011 Oct). Cholera in the 21st century.. Current opinion in infectious diseases 24 (5): 472-7. PMID 21799407. DOI: 10.1097/QCO.0b013e32834a88af.
  20. Moudgal, V, Sobel, JD (2012 Feb). Clostridium difficile colitis: a review.. Hospital practice (1995) 40 (1): 139-48. PMID 22406889. DOI: 10.3810/hp.2012.02.954.
  21. Lin, Z, Kotler, DP; Schlievert, PM; Sordillo, EM (2010 May). Staphylococcal enterocolitis: forgotten but not gone?. Digestive diseases and sciences 55 (5): 1200-7. PMID 19609675.
  22. a b Leonard, J, Marshall, JK, Moayyedi, P (2007 Sep). Systematic review of the risk of enteric infection in patients taking acid suppression.. The American journal of gastroenterology 102 (9): 2047–56; quiz 2057. PMID 17509031. DOI: 10.1111/j.1572-0241.2007.01275.x.
  23. a b c d Escobedo, AA, Almirall, P, Robertson, LJ, Franco, RM, Hanevik, K, Mørch, K, Cimerman, S (2010 Oct). Giardiasis: the ever-present threat of a neglected disease.. Infectious disorders drug targets 10 (5): 329–48. PMID 20701575.
  24. Grimwood, K, Forbes, DA (2009 Dec). Acute and persistent diarrhea.. Pediatric clinics of North America 56 (6): 1343–61. PMID 19962025. DOI: 10.1016/j.pcl.2009.09.004.
  25. Lawrence, DT, Dobmeier, SG; Bechtel, LK; Holstege, CP (2007 May). Food poisoning.. Emergency medicine clinics of North America 25 (2): 357-73; abstract ix. PMID 17482025. DOI: 10.1016/j.emc.2007.02.014.
  26. Steiner, MJ, DeWalt, DA, Byerley, JS (9 juni 2004). Is this child dehydrated?. JAMA : the Journal of the American Medical Association 291 (22): 2746–54. PMID 15187057. DOI: 10.1001/jama.291.22.2746.
  27. a b c The Oxford Textbook of Medicine, 4th. Oxford University Press (2003). ISBN 0-19-262922-0.
  28. Viral Gastroenteritis. Center for Disease Control and Prevention (February 2011). Geraadpleegd op 16 april 2012.
  29. a b c World Health Organization (December 2009). Rotavirus vaccines: an update. Weekly epidemiological record 51–52 (84): 533–540. Geraadpleegd op 10 May 2012.
  30. Giaquinto, C, Dominiak-Felden G, Van Damme P, Myint TT, Maldonado YA, Spoulou V, Mast TC, Staat MA (2011 July). Summary of effectiveness and impact of rotavirus vaccination with the oral pentavalent rotavirus vaccine: a systematic review of the experience in industrialized countries. Human Vaccines 7 7: 734–748. PMID 21734466. DOI: 10.4161/hv.7.7.15511. Geraadpleegd op 10 May 2012.
  31. Jiang, V, Jiang B, Tate J, Parashar UD, Patel MM (July 2010). Performance of rotavirus vaccines in developed and developing countries. Human Vaccines 6 (7): 532–542. PMID 20622508. Geraadpleegd op 10 May 2012.
  32. Patel, MM, Steele, D, Gentsch, JR, Wecker, J, Glass, RI, Parashar, UD (2011 Jan). Real-world impact of rotavirus vaccination.. The Pediatric Infectious Disease Journal 30 (1 Suppl): S1-5. PMID 21183833. DOI: 10.1097/INF.0b013e3181fefa1f.
  33. US Center for Disease Control and Prevention (2008). Delayed onset and diminished magnitude of rotavirus activity—United States, November 2007 – May 2008. Morbidity and Mortality Weekly Report 57 (25): 697–700. Geraadpleegd op 3 May 2012.
  34. (October 2009). Reduction in rotavirus after vaccine introduction—United States, 2000–2009. MMWR Morb. Mortal. Wkly. Rep. 58 (41): 1146–9. PMID 19847149.
  35. Tate, JE, Cortese, MM, Payne, DC, Curns, AT, Yen, C, Esposito, DH, Cortes, JE, Lopman, BA, Patel, MM, Gentsch, JR, Parashar, UD (2011 Jan). Uptake, impact, and effectiveness of rotavirus vaccination in the United States: review of the first 3 years of postlicensure data.. The Pediatric Infectious Disease Journal 30 (1 Suppl): S56-60. PMID 21183842. DOI: 10.1097/INF.0b013e3181fefdc0.
  36. Sinclair, D, Abba, K, Zaman, K, Qadri, F, Graves, PM (2011 Mar 16). Oral vaccines for preventing cholera.. Cochrane database of systematic reviews (Online) (3): CD008603. PMID 21412922. DOI: 10.1002/14651858.CD008603.pub2.
  37. Alhashimi D, Al-Hashimi H, Fedorowicz Z (2009). Antiemetics for reducing vomiting related to acute gastroenteritis in children and adolescents. Cochrane Database Syst Rev (2): CD005506. PMID 19370620. DOI: 10.1002/14651858.CD005506.pub4.
  38. Tytgat GN (2007). Hyoscine butylbromide: a review of its use in the treatment of abdominal cramping and pain. Drugs 67 (9): 1343–57. PMID 17547475.
  39. BestBets: Fluid Treatment of Gastroenteritis in Adults.
  40. Canavan A, Arant BS (October 2009). Diagnosis and management of dehydration in children. Am Fam Physician 80 (7): 692–6. PMID 19817339.
  41. Gregorio GV, Gonzales ML, Dans LF, Martinez EG (2009). Polymer-based oral rehydration solution for treating acute watery diarrhoea. Cochrane Database Syst Rev (2): CD006519. PMID 19370638. DOI: 10.1002/14651858.CD006519.pub2.
  42. a b c d King CK, Glass R, Bresee JS, Duggan C (November 2003). Managing acute gastroenteritis among children: oral rehydration, maintenance, and nutritional therapy. MMWR Recomm Rep 52 (RR-16): 1–16. PMID 14627948.
  43. Allen SJ, Martinez EG, Gregorio GV, Dans LF (2010). Probiotics for treating acute infectious diarrhoea. Cochrane Database Syst Rev 11 (11): CD003048. PMID 21069673. DOI: 10.1002/14651858.CD003048.pub3.
  44. Hempel, S, Newberry, SJ; Maher, AR; Wang, Z; Miles, JN; Shanman, R; Johnsen, B; Shekelle, PG (2012 May 9). Probiotics for the prevention and treatment of antibiotic-associated diarrhea: a systematic review and meta-analysis.. JAMA : the journal of the American Medical Association 307 (18): 1959-69. PMID 22570464.
  45. Mackway-Jones, Kevin, Does yogurt decrease acute diarrhoeal symptoms in children with acute gastroenteritis?. BestBets (June 2007).
  46. Telmesani, AM (2010 May). Oral rehydration salts, zinc supplement and rota virus vaccine in the management of childhood acute diarrhea.. Journal of family and community medicine 17 (2): 79–82. PMID 21359029. PMC 3045093. DOI: 10.4103/1319-1683.71988.
  47. DeCamp LR, Byerley JS, Doshi N, Steiner MJ (September 2008). Use of antiemetic agents in acute gastroenteritis: a systematic review and meta-analysis. Arch Pediatr Adolesc Med 162 (9): 858–65. PMID 18762604. DOI: 10.1001/archpedi.162.9.858.
  48. Mehta S, Goldman RD (2006). Ondansetron for acute gastroenteritis in children. Can Fam Physician 52 (11): 1397–8. PMID 17279195. PMC 1783696.
  49. a b Fedorowicz, Z, Jagannath, VA, Carter, B (7 september 2011). Antiemetics for reducing vomiting related to acute gastroenteritis in children and adolescents.. Cochrane database of systematic reviews (Online) 9 (9): CD005506. PMID 21901699. DOI: 10.1002/14651858.CD005506.pub5.
  50. Sturm JJ, Hirsh DA, Schweickert A, Massey R, Simon HK (May 2010). Ondansetron use in the pediatric emergency department and effects on hospitalization and return rates: are we masking alternative diagnoses?. Ann Emerg Med 55 (5): 415–22. PMID 20031265. DOI: 10.1016/j.annemergmed.2009.11.011.
  51. Ondansetron. Lexi-Comp (May 2011).
  52. Traa BS, Walker CL, Munos M, Black RE (April 2010). Antibiotics for the treatment of dysentery in children. Int J Epidemiol 39 (Suppl 1): i70–4. PMID 20348130. PMC 2845863. DOI: 10.1093/ije/dyq024.
  53. (December 2009). Acute en persisterende diarree. Pediatr. Clin. North Am. 56 (6): 1343–61. PMID 19962025. DOI: 10.1016/j.pcl.2009.09.004.
  54. a b Mandell, Gerald L., Bennett, John E., Dolin, Raphael (2004), Mandell's Principles and Practices of Infection Diseases, 6th. Churchill Livingstone. ISBN 0-443-06643-4.
  55. Christopher, PR, David, KV, John, SM, Sankarapandian, V (4 augustus 2010). Antibiotic therapy for Shigella dysentery.. Cochrane database of systematic reviews (Online) (8): CD006784. PMID 20687081. DOI: 10.1002/14651858.CD006784.pub4.
  56. Effa, EE, Lassi, ZS, Critchley, JA, Garner, P, Sinclair, D, Olliaro, PL, Bhutta, ZA (2011 Oct 5). Fluoroquinolones for treating typhoid and paratyphoid fever (enteric fever).. Cochrane database of systematic reviews (Online) (10): CD004530. PMID 21975746. DOI: 10.1002/14651858.CD004530.pub4.
  57. Gonzales, ML, Dans, LF, Martinez, EG (15 april 2009). Antiamoebic drugs for treating amoebic colitis.. Cochrane database of systematic reviews (Online) (2): CD006085. PMID 19370624. DOI: 10.1002/14651858.CD006085.pub2.
  58. Harrison's Principles of Internal Medicine, 16th. McGraw-Hill. ISBN 0-07-140235-7.
  59. Feldman, Mark, Friedman, Lawrence S., Sleisenger, Marvin H. (2002), Sleisenger & Fordtran's Gastrointestinal and Liver Disease, 7th. Saunders. ISBN 0-7216-8973-6.
  60. Elliott, EJ (6 januari 2007). Acute gastroenteritis in children.. BMJ (Clinical research ed.) 334 (7583): 35–40. PMID 17204802. PMC 1764079. DOI: 10.1136/bmj.39036.406169.80.
  61. Black, RE, Cousens, S, Johnson, HL, Lawn, JE, Rudan, I, Bassani, DG, Jha, P, Campbell, H, Walker, CF, Cibulskis, R, Eisele, T, Liu, L, Mathers, C, Child Health Epidemiology Reference Group of WHO and, UNICEF (5 juni 2010). Global, regional, and national causes of child mortality in 2008: a systematic analysis.. Lancet 375 (9730): 1969–87. PMID 20466419. DOI: 10.1016/S0140-6736(10)60549-1.
  62. Tate, JE, Burton, AH, Boschi-Pinto, C, Steele, AD, Duque, J, Parashar, UD, WHO-coordinated Global Rotavirus Surveillance, Network (2012 Feb). 2008 estimate of worldwide rotavirus-associated mortality in children younger than 5 years before the introduction of universal rotavirus vaccination programmes: a systematic review and meta-analysis.. The Lancet infectious diseases 12 (2): 136–41. PMID 22030330. DOI: 10.1016/S1473-3099(11)70253-5.
  63. World Health Organization (November 2008). Global networks for surveillance of rotavirus gastroenteritis, 2001–2008. Weekly Epidemiological Record 47 (83): 421–428. Geraadpleegd op 10 May 2012.
  64. Victora CG, Bryce J, Fontaine O, Monasch R (2000). Reducing deaths from diarrhoea through oral rehydration therapy. Bull. World Health Organ. 78 (10): 1246–55. PMID 11100619. PMC 2560623.
  65. Gastroenteritis. Oxford English Dictionary 2011. Geraadpleegd op January 15, 2012.
  66. Rudy's List of Archaic Medical Terms
  67. Flahault, A, Hanslik, T (2010 Nov). [Epidemiology of viral gastroenteritis in France and Europe].. Bulletin de l'Academie nationale de medecine 194 (8): 1415–24; discussion 1424-5. PMID 22046706.
  68. Albert, edited by Neil S. Skolnik ; associate editor, Ross H. (2008), Essential infectious disease topics for primary care. Humana Press, Totowa, NJ, pp. 66. ISBN 978-1-58829-520-0.
  69. World Health Organization, Enterotoxigenic Escherichia coli (ETEC). Diarrhoeal Diseases. Geraadpleegd op 3 May 2012.
  70. World Health Organization, Shigellosis. Diarrhoeal Diseases. Geraadpleegd op 3 May 2012.
  71. Weese, JS (2011 Mar). Bacterial enteritis in dogs and cats: diagnosis, therapy, and zoonotic potential.. The Veterinary clinics of North America. Small animal practice 41 (2): 287-309. PMID 21486637. DOI: 10.1016/j.cvsm.2010.12.005.
  72. Rousseaux, Wanda Haschek, Matthew Wallig, Colin (2009), Fundamentals of toxicologic pathology, 2nd ed.. Academic, London, pp. 182. ISBN 9780123704696.
  73. MacLachlan, edited by N. James, Dubovi, Edward J. (2009), Fenner's veterinary virology, 4th ed.. Elsevier Academic Press, Amsterdam, p. 399. ISBN 9780123751584.
  74. al.], edited by James G. Fox ... [et (2002), Laboratory animal medicine, 2nd ed.. Academic Press, Amsterdam, pp. 649. ISBN 9780122639517.
  75. al.], edited by Jeffrey J. Zimmerman ... [et, Diseases of swine, 10th ed.. Wiley-Blackwell, Chichester, West Sussex, pp. 504. ISBN 9780813822679.