Origineel gebouwd als Clevelandklasse lichte kruisers (CL) voor de United States Navy in de Tweede Wereldoorlog, werden drie schepen in 1957 omgebouwd tot Galvestonklasse kruisers met geleide wapens (CLG) en uitgerust met de Talos langeafstandsgrond-luchtraketsysteem. Gedurende de twee jaar durende ombouw werd de achterste opbouw compleet vervangen en werden alle kanonnen op het achterdek verwijderd om plaats te maken voor de dubbelrails Talon lanceerder en een magazijn voor 46 raketten. Drie grote masten werden eveneens geïnstalleerd om de variëteit aan radars, raketgeleiders en communicatiesystemen te huizen. Little Rock en Oklahoma City werden tegelijk omgebouwd tot vlootvlaggenschip, wat inhield dat de twee voorwaartse 5 inch dubbelloops kanonnen en een van de drieloops 6 inch koepels dienden te verdwijnen en vervangen werden door een vergrote opbouw. Galveston, in de niet-vlaggenschip configuratie, behield wel de Clevelandklasse standaard voorwaartse wapens: drie dubbelloops 5 inch en twee drieloops 6 inch koepels.

Vlag VS
Galvestonklasse
USS Oklahoma City (CLG-5)
Geschiedenis
Werf Cramp, Philadelphia
Kiellegging December 1942 (eerste, als Clevelandklasse)
Tewaterlating februari 1944 (als Clevelandklasse)
In dienst 1958-1960 (als Galvestonklasse)
Uit dienst 1970-1979
Opnieuw geclassificeerd mei 1958 (eerste)
Status allen uit dienst
Algemene kenmerken
Type Kruiser met geleide wapens
Lengte 186 meter
Breedte 20,2 meter
Diepgang 7,5 meter
Deplacement 15.200 BRT
Voortstuwing en vermogen 4 General Electric turbines, 4 schroeven
100.000 Pk
Vaart 32,5 kn
Bemanning 1.395 manschappen
Bewapening * Little Rock en Oklahoma City: 3 × 6 inch kanonnen, 2× 5 inch kanonnen, 1× dubbelrails RIM-8 Talos SAM lanceerder
* Galveston: 6× 6 inch kanonnen, 6× 5 inch kanonnen, 1× dubbelrails Talos SAM lanceerder
Portaal  Portaalicoon   Maritiem

Alle drie de schepen werden in de reservevloot geplaatst tussen 1970 en 1979, waar ze vervolgens ook uit de Naval Vessel Register geschrapt werden.

Schepen bewerken