Ferdinand Jacob Domela Nieuwenhuis

Nederlands theoloog en hoogleraar (1808-1869)

Ferdinand Jacobus Domela Nieuwenhuis (Utrecht, 3 mei 1808Nieuw-Rande onder Diepenveen, 28 april 1869) was een Nederlands predikant.

Ferdinand Jacob Domela Nieuwenhuis

F.J.D. Nieuwenhuis was een zoon van luthers predikant Jacobus Nieuwenhuis (1777-1857) en Caroline Wilhelmine Fernandine Domela (1777-1810).[1] Hij noemde zich al begin jaren 1830 F.J. Domela Nieuwenhuis. Hij kreeg in 1859 bij koninklijk besluit toestemming zijn moeders familienaam bij de zijne te voegen.[2]

Domela Nieuwenhuis promoveerde in 1833 te Utrecht in de theologie en was achtereenvolgens evangelisch-luthers predikant te Monnickendam en te Utrecht en sinds 1844 buitengewoon hoogleraar aan het luthers seminarie te Amsterdam. Hij overleed geheel plotseling op Nieuw-Rande te Diepenveen, als gast van de oud-gouverneur-generaal A.J. Duymaer van Twist op 28 april 1869. Hij trouwde met Henrietta Frances Berry (1810-1857) en na haar overlijden met Mariane Antoinette Meijer (1804-1886). Uit het eerste huwelijk werden elf kinderen geboren, onder wie Jacob, Ferdinand en Adriaan Jacob Domela Nieuwenhuis.

 
Handschrift (1853)

Behalve vele werken van godsdienstige inhoud schreef hij:

  • De hooge feesten der Christ. kerk en derzelver oorsprong en bestemming, Leeuw. 1834
  • Geschiedk. overzigt der vroegere zorg van de Ned. Luth. kerk voor de opleiding tot het Herder- en Leeraarsambt, Amst. 1852
  • Geschied. der Evang. Luth. gemeente te 's-Grav., Amst. 1856
  • Geschiedenis der Amsterdamsche Luthersche gemeente, Amsterdam 1856
  • Abraham des Amorie van der Hoeven, een voorbeeld van kanselwelsprekendheid, Amst. 1856
  • Leven en karakter van Abr. des Am. van der Hoeven, Amst. 1859
  • De waarde der fraaie kunsten voor het Christendom, 1859
  • De vooruitgang in de Luthersche kerk, 1865
  • Naturalisme tegenover J. H. Scholten, Supernaturalisme in verband met Bijbel, Christendom en Protestantisme, 1867